Naam:  Wachtwoord:   Ingelogd blijven? Wachtwoord kwijt? (Waarom) Registreren
 
          
                         
Dit is het archief van Islamofobie.nl
Sinds juli 2014 verschijnen hier geen nieuwe stukken meer. De artikelen worden *) heringedeeld in acht categorieën: zie de knoppen links. Met uitzondering van de categorie 'Islam(itische ideologie)' is de indeling nu niet meer naar thema, maar naar aard van de stukken. Vier jaar lang lag het hoofdaccent op het voeren van de noodzakelijke ideologische strijd: zie het motto hierboven. In de komende jaren zal ik (initiatiefnemer en belangrijkste leverancier van teksten voor islamofobie.nl) me meer richten op de noodzakelijke politieke strijd. In termen van deze indeling: veel meer nadruk op Voorstellen, Politieke organisatie en iets meer op Opinie. LEES VERDER »
 
 
De Netspar lezing van Wouter Bos

Bart Tromp, in leven een vooraanstaand lid van de PvdA, was het niet eens met zijn politieke leider. Wouter Bos had in zijn Netspar lezing niet alleen de financiering van de AOW aan de orde gesteld, maar ook die van academische studies. Hij was van mening dat door de overheid gefinancierde studietoelagen dienden te worden afgeschaft.

Bart Tromp was het met dat voorstel niet eens, niet in de eerste plaats omdat het remmend zou werken op aspirant studenten uit de onderste lagen van de samenleving, maar vooral omdat het economisch nut van een studie niet beperkt is tot de student zelf en zijn toekomstige werkgever. De hele samenleving profiteert van de betere scholing van de academicus, was de stelling van Tromp. Hij gaf voor die stelling geen cijfermatige onderbouwing, ..
»
maar ging er kennelijk van uit dat zij onweerlegbaar is. Daarnaast poneerde hij dat de inkomensverhogende werking van een studie via de progressiviteit [noot 1] van de inkomstenbelasting een zoveel hogere belastingopbrengst levert dat daaruit alleen al de studiefinanciering door de overheid zou zijn te bekostigen.
Een academische studie kan een samenleving verrijken maar hoeft dat niet perse te doen

Hij moet er daarbij van uit zijn gegaan dat de meeropbrengst van een academische studie boven bijvoorbeeld een beroepsopleiding een gegeven is ongeacht het talent van de betrokkene. Daar zou men aan kunnen twijfelen. Het zou best zo kunnen zijn dat middelmatige academici beter hadden kunnen verdienen als meubelmaker of als winkelier.
Historisch is zijn stelling bovendien om andere redenen betwistbaar. Het is onmiskenbaar dat de revoluties van 1905 en 1918 in Rusland mede een gevolg zijn geweest van het feit dat er voor veel jonge afgestudeerden geen baan beschikbaar was, althans niet in Moskou en Leningrad en althans niet in het gammavak dat ze hadden gestudeerd. Het is evenzeer onmiskenbaar dat de revoluties van eerder dit jaar in de Arabische landen een soortgelijke achtergrond hebben. De Russische revolutie heeft dat land weinig profijt gebracht en van de Arabische revoluties kan hetzelfde worden verwacht. Een academische studie kan een samenleving verrijken maar hoeft dat niet perse te doen. Het verband is eerder andersom: een verhoogde welvaart maakt het volgen van academische studies door meer mensen mogelijk, ongeacht wat zij gaan studeren.

In de stelling van Tromp over het macro economisch nut van de studie zit een andere stelling ingebakken, te weten dat alle academische studies voor de samenleving van ongeveer gelijk economisch nut zijn.
..niet dat dit soort studierichtingen geen bestaansrecht zouden hebben, wel dat hun bijdrage aan de welvaart twijfelachtig mag worden geacht
Dat is aantoonbaar niet het geval. Hoewel het precieze nut in individuele gevallen moeilijk te benaderen is valt wel een benadering te maken van het economische nut van hele studierichtingen op grond van de vraag die er in het bedrijfsleven naar bestaat. [2]. Dan blijkt dat uit studierichtingen als niet westerse antropologie of sociologie buitengewoon weinig mensen in het bedrijfsleven te werk worden gesteld, niet als zodanig in elk geval. Dat houdt niet zonder meer in dat dit soort studierichtingen geen bestaansrecht zouden hebben, maar wel dat hun bijdrage aan de nationale welvaart twijfelachtig mag worden geacht. Zij dienen eerder beschouwd te worden als een consumptieve luxe die de samenleving als geheel zich kan permitteren en hun afgestudeerden zijn in economische zin gelijk te stellen met de bedienaren van de godsdienst of met artiesten.

Kijkt men naar de vraag van het bedrijfsleven dan is duidelijk dat de bèta studies, waaronder IT, zich in de grootste belangstelling kunnen verheugen, gevolgd door economisch/administratieve opleidingen en de rechtenstudie. Het begrip academische studie is kennelijk een abstractie[3] die voor economische doelen niet bruikbaar is.

Een besluit om academische studies in het algemeen te blijven subsidiëren zoals Tromp voorstelde getuigt van weinig werkelijkheidszin. Het zou veel minder economisch effect sorteren dan het gericht subsidiëren van een aantal studies met aanwijsbaar economisch of maatschappelijk nut en vooral veel minder nut dan het besteden van geld aan verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en dan een betere selectie van de studenten.

Tromp wees op het heilzame effect dat beurzen vroeger hadden op participatie van de minder bedeelden in de samenleving in de hogere opleidingen en ziet daarin een argument om een studiefinanciering oude stijl weer in te voeren.
... is het voor de hand liggend dat de lat lager moet als meer mensen participeren in het hoogspringen
Hij moest toegeven dat het effect dat impliciet is in zijn stellingname, te weten minder participatie omdat er nu minder beurzen beschikbaar zijn, niet duidelijk valt waar te nemen. Dat komt omdat praktisch iedereen (80%) er een baantje bij heeft om zijn of haar studie en andere uitgaven te financieren. Dat geldt ook voor degenen die dat op grond van hun huiselijke omstandigheden niet nodig zouden hebben. Tromp vond dat niet zonder meer een vooruitgang, ook al bevordert het verschijnsel zeker de integratie van de verschillende klassen en standen in de samenleving. Hij veronderstelt dat de grotere participatie van studenten in het arbeidsproces tot een lager percentage afgestudeerden zou moeten leiden en tot een langere studieduur en voor zover dit niet gebeurt dat komt omdat de universiteiten hun eisen hebben verlaagd [4]. Hij geeft daar verder geen argumenten voor. Dat causale verband is er denk ik ook niet. De tijd die nu aan baantjes wordt besteed ging vroeger misschien wel op aan het studentenleven en aan een minder gedisciplineerde manier van leven. We weten het niet.

Wat hij bij zijn veronderstellingen over het hoofd ziet is dat door de algemene stijging van de welvaart ook de minder bedeelden in de samenleving intussen voldoende bedeeld zijn om de relatief veel lagere kosten van het onderwijs te betalen. Zoals Marjolijn Februari ooit terecht betoogde is het voor de hand liggend dat de lat lager moet als meer mensen participeren in het hoogspringen.

Hij zou zich daarnaast dienen te realiseren dat ondanks de veel hogere collegegelden de totale kosten van de universiteiten nog steeds maar voor een gering gedeelte aan de studenten in rekening worden gebracht [5]. In de Verenigde Staten waar dat anders is, zijn de tuition fees veel hoger, met name voor de betere universiteiten, waar de elite studeert. Zowel Tromp als Bos in zijn Netspar lezing hadden het maar over een relatief gering deel van de studiekosten die studenten zelf zouden moeten betalen en de hele discussie verliest door deze twee constateringen veel van haar gewicht.

Bos pleitte in zijn lezing voor financiering door de studenten zelf met leningen die uit hun toekomstige inkomsten moeten worden terugbetaald. Als die inkomsten bij de verwachtingen achterblijven zouden ook de terugbetalingen van de financieringen moeten worden getemporiseerd of zelfs kwijtgescholden. Hij bepleitte dat op sociale gronden. Tromp bestreed hem op economische gronden. Daarbij moet men wellicht bedenken dat Bos een econoom is met een goede record en dat Tromp een socioloog was. Tromp verwijt aan Bos niet dat diens voorstel niet ethisch zou zijn maar dat het liberaal is in plaats van socialistisch. Dat is, twintig jaar nadat het faillissement van het socialisme wereldwijd is uitgesproken, nog wel zijn merkwaardigste argument.


[1] Doordat de tarieven van de inkomstenbelasting progressief zijn, is de belastingopbrengst over het bovenste deel van de inkomens aanzienlijk hoger dan over het laagste deel.

[2] De overheid moet men hier buiten beschouwing laten, want de overheid neemt geen ambtenaren in dienst op economische gronden. Er zijn ambtenaren die tegenover het door hun ontvangen traktement niet meer economisch nut stellen dan een uitkeringstrekker. Dat geldt bijvoorbeeld voor al die beleidsambtenaren, van wie de adviezen nooit tot praktische overheidsmaatregelen leiden.

[3] Abstracties, als in dit geval het begrip academische studie, maar ook bijvoorbeeld het begrip werkloosheid of het begrip niet westerse allochtoon, vormen de basis voor aller hand beleidsbeslissingen die in de praktijk niet blijken te werken. Abstracties die niet werkzaam zijn voor het doel waarvoor ze worden gebruikt zijn een van de grootste plagen van onze samenleving.

[4] Universiteiten en Hoge Scholen worden mede op grond van het aantal door hen geproduceerde afgestudeerden gesubsidieerd, zodat het laten zakken van studenten een vorm van snijden in eigen vlees wordt.

[5] Ook dit is een punt waarop het onjuist zou zijn om alle studierichtingen gelijk te stellen. Voor rechten dekken de collegegelden wel zo ongeveer de kosten, maar voor natuurkunde op geen stukken na.  
Het staat vandaag ook op het weblog van Toon zelf.

Toon Kasdorp,  10-07-2011          

Reacties
Er is nog niet gereageerd op dit stuk
Reageren is niet mogelijk op dit bericht.