De wet en religieuze verplichtingen
Gisteren, 19/2/12, kreeg ik van drie verschillende mensen een verwijzing toegestuurd naar een artikel dat in de Telegraaf had gestaan over de uitspraak van een kantonrechter in Den Haag. Dat zag ik als een aansporing om er commentaar op te geven, wat ik hierbij doe.
Het ging over de boete die een orthodoxe Jood had gekregen omdat hij zich niet identificeren kon toen hij werd aangehouden. De kantonrechter en/of de persrechter die de uitspraak toelichtte vond dat de religieuze plicht om niets bij zich te dragen op de Sabbat zwaarder woog dan de wettelijke plicht die iedere inwoner van Nederland heeft om identificatie bij zich te dragen.
» De rechter trok de boete in. Hieruit werd door de krant en naar ik mag aannemen ook door mijn zegslieden geconcludeerd dat het hiermee Nederlands recht was geworden dat religieuze regels boven seculiere rechtsregels gaan. Dat lijkt mij een voorbarige conclusie.
Wel lijkt het me dringend dat de officier hier in beroep gaat zodat we een goed gemotiveerde uitspraak krijgen over deze kwestie in hoogste instantie. Ik heb de uitspraak zelf op het internet niet kunnen vinden, maar ik vermoed dat de rechter de relatief hoge boete teruggebracht heeft tot nul, omdat hij de politieman in casu wat overijverig vond. Het had op de weg van de persrechter gelegen om daar geen onduidelijkheid over te laten bestaan. Bij afweging van de belangen van de gemeenschap en de sjoelganger vond de rechter waarschijnlijk dat de boete beter achterwege had kunnen blijven. Ik denk dat de meeste mensen dat wel met hem eens zullen zijn maar dat er aan de andere kant geen sprake van kan zijn dat nu opeens de religie boven de wet staat. Als een aanhanger van de religie van de Azteken meent dat het hem moet worden toegestaan om ook in Nederland mensenoffers te brengen, dan moet hij bedenken dat hij daar twintig jaar voor kan krijgen, nog steeds.
We vervolgen aan de andere kant niet de minimis. We hoeven, met andere woorden niet te vervolgen of een boete op te leggen als de omstandigheden meebrengen dat de daardoor toegebrachte schade groter is dan de omvang van de rechtsschending. Dat is dan wel iets dat bij de uitspraak van de kantonrechter in kwestie of van een officier die afziet van vervolging duidelijk moet worden overwogen.
Een uitspraak in cassatie zou hier wenselijk zijn, waarbij die twee punten nog eens duidelijk onderstreept worden. In de eerste plaats dat niets of niemand boven de wet staat. En in de tweede plaats dat het vervolgen van delicten en het opleggen van straffen geen automatisme hoort te zijn.
De persrechter in kwestie heeft natuurlijk geen goede beurt gemaakt. Een religieuze Jood of Moslim die zich verplicht voelt om onder alle omstandigheden aan de eisen van zijn geloof de voorrang te geven boven die van het land waar hij woont, die kan in ethisch opzicht een verdedigbaar standpunt hebben. Als hij verstandig is accepteert hij dan gelaten de boete of andere straf die hem wordt opgelegd en als hij dat niet wil kan hij beter emigreren. Wat we niet kunnen hebben is een land waarin twee rechtstelsels tegelijk gelden, een voor religieuze en een voor andere mensen. Het had op de weg van de persrechter gelegen om daar geen onduidelijkheid over te laten bestaan.
Verscheen ook op het eigen weblog van Toon
Reacties
Er is nog niet gereageerd op dit stuk
Reageren is niet mogelijk op dit bericht.