Eerdmans en de rechterlijke macht
Een Amsterdamse rechter heeft aangekondigd zijn strafrechttoga aan de wilgen te gaan hangen als het wetsvoorstel wordt aangenomen om minimumstraffen in te voeren. Ook de Raad voor de Rechtspraak heeft over dat wetsvoorstel negatief geadviseerd. Joost Eerdmans trekt tegen die stellingname ten strijde.
In het artikel van de Amsterdamse rechter stond, kort samengevat, dat wanneer er in individuele gevallen recht moet worden gesproken dat alleen door een rechter kan worden gedaan die alle relevante omstandigheden in aanmerking mag nemen. Minimumstraffen leiden onder omstandigheden tot onrecht en daar wilde hij niet aan meewerken.
» Eerdmans vat het artikel anders samen en legt de rechter in de mond dat hij minimumstraffen een aantasting vindt van de rechtstaat omdat de rechter en niet parlement en kroon de inhoud van wetten hoort te bepalen. Leest U beide artikelen maar na, in de Volkskrant van gisteren, 14 en vandaag, 15 juli.omdat men de strafrechtwereld, waar nu eenmaal ook de rechters toe horen, geen idee meer lijkt te hebben waar het strafrecht toe dient
Ik vind dat Eerdmans het soort retorische truc hanteert waar Marcel van Dam ook vaak zo sterk in is, eerst een ander iets in de mond leggen dat hij nooit gezegd heeft en dat dan gaan bestrijden.
Dat neemt niet weg dat rechters in veel gevallen ook naar mijn mening te licht straffen, maar dat komt niet door het ontbreken van minimumstraffen in de wet. Dat komt omdat men de strafrechtwereld, waar nu eenmaal ook de rechters toe horen, geen idee meer lijkt te hebben waar het strafrecht toe dient. Lang heeft men gedacht dat het diende ter verbetering van de gestrafte, wat dan tevens de beste manier was om de maatschappij tegen de misdaad te beschermen. Onderzoek, waarvan veel trouwens nooit in de publiciteit is terecht gekomen, wijst uit dat het hier om wishful thinking op grote schaal gaat. Recidive is ongevoelig voor de duur van de straf en voor andere factoren die de zwaarte ervan bepalen, behalve dat het de gestraften van de straat houdt. Straffen hebben verder het veronderstelde effect niet.
Het grootste deel van de gepleegde misdrijven wordt bovendien nooit vervolgd dus alleen al om die reden kan heropvoeding nooit de echte reden zijn om te straffen.
In het jeugdstrafrecht bestaan maximumstraffen van 12 en 24 maanden ongeacht de zwaarte van het vergrijp, omdat men meent dat voor jeugdigen langere straffen niet helpen. Geen enkel onderzoek heeft uitgewezen dat jeugdigen de jeugdgevangenis beter uitkomen dan ze er zijn ingegaan, eerder het tegendeel. Dat uitgangspunt in de wet lijkt dus helemaal niet te deugen. Gaat men van het realistische standpunt uit dat straffen alleen maar dienen om aan te geven hoe de samenleving denkt over het misdrijf en dat misdaad en straf over en weer elkaar definiëren, dan is er voor die algemene jeugdmaxima geen plaats meer. Dan kan de rechter nog wel minder geven dan het volwassenenmaximum, bijvoorbeeld omdat hij meent dat tijd een relatief begrip is en voor jeugdigen langzamer gaat dan voor volwassenen, of omdat hij om andere redenen de betrokkenen minder strafbaar vindt, maar niet omdat hij verwacht dat die iets van de straf zullen leren. Dat gebeurt niet en daar gaat hij trouwens niet over. Hij moet recht spreken en misdaad en straf tegen elkaar afwegen.
Algemene strafmaxima dienen om aan te geven hoe de samenleving tegenover de betrokken misdrijven staat. Daar gaat de wetgever over, maar met minimumstraffen moet men rechters niet opzadelen. Men zou rechters wel beter duidelijk horen te maken waar straffen voor dienen, want ook daar gaan ze niet over.
Verschijnt vandaag ook op het weblog van Toon zelf.
Reacties
# 1 Ik heb de beide VK-artikelen niet gelezen maar zie wel dat hier een cruciaal element uit het pleidooi voor het vastleggen van minimumstraffen niet aan de orde komt. Dat is jammer.
Frans Groenendijk:
Ik heb de beide VK-artikelen niet gelezen maar zie wel dat hier een cruciaal element uit het pleidooi voor het vastleggen van minimumstraffen niet aan de orde komt. Dat is jammer.
Ik doel op het scheiden van de schuldvraag en de strafmaat. Wanneer het praktijk is of dreigt te worden dat de rechters op de stoel van de wetgever gaan zitten doordat ze na (zorgvuldige) vaststelling van de schuld bij de bepaling van de strafmaat zich vervolgens laten leiden door overwegingen die gebaseerd zijn op frauduleuze wetenschapsbeoefening of zelfs op gespannen voet staan met de rechtsorde.
15-jul 2011 , 03:44
Reageren is niet mogelijk op dit bericht.