Foute leerstukken in het strafrecht
Ginseng bevordert de vitaliteit, want het zorgt voor circulatie van zuurstof in je lichaam zegt de reclame. Onzin, want er is helemaal geen aparte circulatie van zuurstof. Zuurstof zit gewoon in het bloed, gebonden aan de hemoglobine in de rode bloedlichaampjes[1]. Misschien bedoelt de reclameman dat ginseng de aanmaak van hemoglobine bevordert? Ik weet niet of het zo is en zo ja hoe dan precies de causaliteit zou werken.
Een Spanjaard stond in Madrid terecht voor de aanslag op een trein omdat hij een gigantische hoeveelheid springstof geleverd had, in ruil voor een partij hash.
Twee voorbeelden van vermeende of werkelijke causaliteit.
» Is de Spanjaard een moordenaar als hij dynamiet levert zonder dat hij precies weet waar het voor dient? Hij nam het geenszins denkbeeldige risico, zou de HR misschien zeggen, dat er een aanslag mee zou worden gepleegd. Hij wist eigenlijk wel zeker dat moord en doodslag de reden vormden voor de ruil.Opzet is iets anders dan causaliteit, maar niet zo heel veel anders
In 1911, in het arrest van de Hoornse taart is in Nederland het leerstuk van het voorwaardelijk opzet als deugdelijk aanvaard. Opzet is iets anders dan causaliteit, maar niet zo heel veel anders. Opzet is de op het gevolg gerichte intentie van de moordenaar en causaliteit is een feitelijk vaststelbare, directe en relevante verbinding tussen twee fenomenen, oorzaak en gevolg. Het opzet kan niet zonder oorzaak en oorzaak zonder opzet is bij het delict moord irrelevant.
Ginseng zou de vitaliteit kunnen bevorderen bijvoorbeeld doordat het de werking van het hart zou stimuleren, de (slag)aderen zou verwijden, plak in het bloed zou verwijderen of op nog een andere manier een efficiënter transport van zuurstof in het lichaam zou bevorderen. Niet vanwege een circulatie van zuurstof, want die is er niet. De causaliteit die in de reclame wordt geclaimd is niet aanwezig, maar de bevordering van vitaliteit zou er niettemin wel kunnen zijn. Als hij er daadwerkelijk is, blijft de causaliteitsvraag van belang.
Zonder de Spanjaard of een andere leverancier van springstof geen bomaanslag. In zoverre is hij deel van de causale keten. Hij had zeker schuld, doordat de waarschijnlijkheid dat de springstof voor een misdrijf zou worden gebruikt hem niet af gehouden heeft van de transactie. Maar is de Spanjaard een moordenaar van de bomslachtoffers nu er voor moord opzet is vereist?
De Nederlandse HR en veel andere hoogste rechtscolleges in de Westerse wereld menen in navolging van de Duitse rechter die het leerstuk heeft uitgevonden van wel. Terecht meende de rechter bij de Hoornse taart dat de man die de vergiftigde taart gestuurd had niet vrijuit hoorde te gaan. Hij wilde de jarige vermoorden, maar trof diens vrouw, die wel van de taart gegeten had. De jarige zelf hield niet van taart.
De opzet was niet gericht op de dood van de vrouw, al moest hij die, volgens de rechter, op de koop toe hebben genomen. Toch had het delict dat hij pleegde beter anders kunnen worden geformuleerd zodat we nu in Nederland het leerstuk van de voorwaardelijke opzet niet hadden gehad want het deugt niet echt, dat leerstuk. Is dat erg, vraagt U zich af, maakt het verschil voor de dader voor welk misdrijf hij wordt veroordeeld? Of je nu door de hond of door de kat gebeten wordt, maar het maakt inderdaad verschil. Niet in het geval van de taart misschien, maar in veel gevallen zijn in Nazi Duitsland onschuldige mensen veroordeeld met gebruikmaking van het leerstuk van het voorwaardelijk opzet, omdat hierbij de begrippen opzet en causaliteit op een ontoelaatbare manier worden vermengd. Als die ene moordenaar de dans ontsprongen was, dan was de wetgever wel gedwongen geweest een nieuw delict in het wetboek op te nemen, ongeveer als volgt:
Hij die een handeling verricht waarvan het voorspelbare, althans geenszins als onwaarschijnlijk aan te merken gevolg is dat een ander van het leven wordt beroofd of hem zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaar
.
Door het delict als een mogelijkheid en niet als een zekerheid te formuleren en het te bekijken vanuit het moment van de handeling en niet pas achteraf, vanuit het gevolg, kan aan de boze intenties het volle pond worden gegeven en kan de betekenis van het toeval dat van de één een moordenaar maakt en dat de ander vrij uit laat gaan, worden teruggedrongen.
We zitten in het strafrecht ook nog met het even vreemde leerstuk van het (absoluut) ondeugdelijke middel. Een vrouw had haar man door kopervergiftiging om het leven willen brengen door een handvol koperen centen in het kokende theewater te doen. Een kopervergiftiging lukt niet op die manier en daarom werd ze vrij gesproken. Ook met een gewijzigde wetsbepaling als boven bedoeld was ze vrij gesproken. Deze leemte in de wet zou separaat moeten worden gevuld, misschien als volgt:
Hij die een handeling verricht met de kennelijke bedoeling daarmee een ander van het leven te beroven dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen wordt, ongeacht de mogelijke uitkomst van die handeling, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste..
Daar moet de wetgever dan nog maar even over nadenken want het is niet onze gewoonte mensen te straffen voor iets wat ze niet gedaan hebben. Moord waar twintig jaar of levenslang op staat was er in het geval van de koperen cent niet, maar de bewezen bedoeling om te moorden was er wel en een handeling met die intentie was verricht. De helft, tien jaar, is dat redelijk? Domheid is geen strafuitsluitingsgrond, maar het feit dat de man het overleefd heeft en nu van die vrouw af kan moet wel worden meegewogen.
Verscheen ook op het eigen weblog van Toon
Reacties
Er is nog niet gereageerd op dit stuk
Reageren is niet mogelijk op dit bericht.