Jaap Vink uit Scheemda en Marcel van Dam te Hulshorst
Jaap – ook wel Jaffe – Vink vindt dat de democratie een vorm is van landsbestuur, met als belangrijkste kenmerk dat er niet tegen de meerderheid in geregeerd kan worden. Een democratie kent daarnaast een vreedzame opvolging in de macht. Die principes kunnen op meer dan één manier worden uitgewerkt en dat worden ze ook in de praktijk.
» Nederland met zijn evenredige vertegenwoordiging en coalitiekabinetten doet het anders dan Groot Brittannië met zijn districtenstelsel en zijn winner takes all. In Amerika is er een verdeling van de macht tussen president, congres en hoogste rechtscollege. Daar heeft de grondwet voorzien in een deugdelijk systeem van checks en balances. In Nederland en andere Europese landen vormen parlement, regering en ambtenarij een overheidskluwen, waarbij van checks en balances nauwelijks nog sprake is. De rechter tikt hier bij gelegenheid overheden op de vingers, maar dat gebeurt haphazard en dus weinig systematisch. De bestuursrechter slaat daarbij door en gaat als hij corrigeert tegelijk maar op de stoel van de uitvoerende macht zitten. Toch is ondanks alle mankementen in het systeem er ook in Nederland wel sprake van een vorm van democratische legitimiteit.
Democratie en rechtsstaat gaan in de opvatting van Vink hand in hand en dat ziet hij naar mijn mening goed. De vreedzame en democratische opvolging in de macht hangt samen met de vreedzame beslechting van conflicten in de samenleving, die door de rechtstaat wordt geborgd [voetnoot 1]. Vanuit deze opvatting is het begrijpelijk dat Vink anders dan bijvoorbeeld Marcel van Dam niets moet hebben van democratie op de werkvloer of, zoals vroeger op de universiteiten, van een bestuur gevormd uit wetenschappelijke staf, studenten en administratief personeel. Dat heeft met democratie niets van doen en zorgt maar voor verwarring in de begrippen. Studenten zijn niet gedwongen om naar een universiteit te gaan. Ze kunnen een andere opleiding kiezen of ze kunnen gaan werken. Dat geldt ook voor het personeel van een universiteit. Ze hoeven niet te blijven zitten, ze kunnen ook ergens anders heen. Burgers van een land kunnen niet uitstappen als hun regering niet bevalt, ze kunnen hooguit emigreren en dat gaat, letterlijk en figuurlijk, wel ver. Democratie garandeert dat dit niet nodig is. Niet als zij in de meerderheid zijn en ook niet als zij in de minderheid zijn maar er een meerderheid is die hun belangen beschermt. Democratie is dus iets dat zich op het niveau van landsbestuur afspeelt, al kan Van Dam worden toegegeven dat daarvoor een democratische mentaliteit bij de burgers nodig is. Wil men de interne vrede duurzaam behouden dan is het nodig dat meerderheden niet willekeurig optreden maar met de legitieme belangen van minderheden rekening houden[voetnoot 2].
Nederland is het land van het poldermodel. Hier regeert niet de partij die door de meerderheid is gekozen, hier regeren coalities. In coalities is iedereen een minderheid en er wordt vooral rekening gehouden met de belangen van de coalitiepartners. Die uiteenlopende belangen worden afgeruild en het resultaat wordt in een regeerakkoord neergelegd. Daar houdt men zich dan verder aan. Omdat dat al moeilijk genoeg is wordt met de belangen van de oppositie daarbij weinig rekening gehouden. Die komen pas weer aan de beurt als ze de volgende keer deel uitmaken van de coalitie.
In democratische landen zonder poldermodel wordt er geregeerd namens de meerderheid en houdt de regering, zonder daar met iemand over te hoeven onderhandelen in grote lijnen rekening met minderheden. Dat vrijwillig rekening houden bevordert het democratisch besef. En omgekeerd, alleen waar voldoende democratisch besef aanwezig is functioneert een meerderheidregering goed. Niet dat Vink dit allemaal zo gezegd heeft, maar dit past in zijn opvatting over democratie, die staatsrechtelijk van aard is.
Marcel van Dam heeft een heel andere, een sociologische en socialistische opvatting van het begrip. Hem gaat het vooral om de gelijkheid van alle mensen. Niet alleen gelijkheid van burgers voor de wet, maar gelijkheid in de samenleving. Iedereen dezelfde kansen en liefst ook iedereen een vergelijkbare positie in de wereld. Aangezien die gelijkheid niet kan worden gerealiseerd door de armen te verheffen moet het maar andersom, door rijken en machtigen te laten inleveren.
Van Dam vraagt zich af waarom een land beter af zou zijn als het geregeerd wordt door mensen die bewezen hebben dat zij dat kunnen. Hij formuleert dat niet zo. Hij formuleert het retorisch en zegt ‘waarom zou een land beter af zijn als het geregeerd wordt door een verlicht despoot’? Vink vindt het kennelijk wel logisch dat landen geregeerd worden door mensen die er verstand van hebben, maar hij wil wel degelijk dat ze daar eerst voor worden gelegitimeerd en wel in een democratische proces. Liefst waarschijnlijk met verkiezingen als in Engeland of in Amerika, maar desnoods ook met verkiezingen als bij ons.
Waar Vink zo te zien helemaal niets mee heeft is met de socialistische opvatting van democratie, die zo beeldend wordt beschreven in twee beroemde satires van George Orwell, Animal Farm en Nineteen Eighty Four.
Orwell beschrijft wat er gebeurt waar gelijkheid wordt gepreekt die er in de praktijk nooit is. De varkens in Animal Farm namen het roer in handen onder het motto dat sommige dieren nu eenmaal meer gelijk zijn dan anderen. De boer, die de baas was op de boerderij voor dat de varkens er in naam van de andere dieren de macht grepen, werd uitgeschakeld. Vier benen goed, twee benen slecht, heette het, om iedereen te overtuigen dat dit nodig was. Dubbeldunk noemde Orwell het varkensstandpunt, of ook wel ‘witzwart’. Prachtige uitdrukkingen voor het soort woordgebruik waar socialisten sterk in zijn. Orwell noemde het witzwart omdat er zo vaak het tegenovergestelde mee bedoeld wordt van wat normale mensen eronder verstaan. Socialisten en dubbeldunk passen bij elkaar als pot en deksel en voorbeelden vinden is niet moeilijk.
De gemeente Amsterdam is al honderd jaar socialistisch. In de bekende notitie van B en W uit 2008 over de scheiding van kerk en staat zegt het College ondermeer het volgende:
Wij hebben tot nu toe gezien dat drie beginselen de verhouding tussen godsdienst en overheid in Nederland beheersen..
Maar er is een vierde beginsel: de overheid, als vertegenwoordiger van de hele samenleving, moet ten opzichte van de godsdienst ook neutraal zijn: wat ten opzichte van de één is toegestaan, moet ook ten opzichte van de ander worden toegestaan. Wat ten opzichte van de een wordt verboden, moet ook ten opzichte van de ander worden verboden. De overheid mag geen partij kiezen….
Wij zullen hierna drie verschillende uitwerkingen van dit beginsel bespreken. Daar zal blijken dat context en maatschappijvisie tot op zekere hoogte een rol spelen bij de keuze die men uit die verschillende interpretaties maakt. Wij spreken in deze notitie dan ook van “contextuele oordeelsvorming”. In navolging van Prof. Dr. Wibren van der Burg, hoogleraar metajuridica aan de Universiteit van Tilburg, onderscheiden wij exclusieve, inclusieve en compenserende neutraliteit.
1 (...)
2 (...)
3 (...)
4 Compenserende neutraliteit. Dit concept van neutraliteit geeft burgers eveneens de ruimte om godsdienst of levensbeschouwing te uiten en onderdeel te laten zijn van de publieke sfeer, maar wat betreft de rol van de overheid gaat het een stapje verder. Er kan een taak voor de overheid weggelegd zijn, wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden die gelegen kunnen zijn in historische of structurele ongelijkheden of in maatschappelijke achterstanden van bepaalde godsdiensten of levensbeschouwingen. Om de gelijkheid van alle godsdiensten en levensbeschouwingen daadwerkelijk te garanderen kan de overheid in voorkomende gevallen groepen die achterblijven extra ondersteunen.
Dit is wat Orwell bedoelde: dubbeldunk en democratie van socialistische snit. Het college van B en W van onze hoofdstad acht zich in het kader van de scheiding van kerk en staat neutraal tegenover alle godsdiensten als zij de een bevoordeelt boven de ander wanneer zij geconstateerd heeft dat dit nodig is. Alle schepselen zijn gelijk maar zelf zijn de varkens van Orwell wat gelijker dan de andere dieren.
Toen Van Dam voorzitter was van de VARA was hij daar de baas en niks gelijkheid van de andere werknemers van deze club, zelfs niet van de andere bestuursleden. En dat was maar goed ook, want zijn voorganger dominee Van den Heuvel had er een potje van gemaakt. Diens aanpak was democratisch en helemaal volgens het gelijkheidsbeginsel maar de vereniging was op een haar na failliet. Van Dam heeft de VARA eigenhandig weer op de rails gezet. Als iedereen daadwerkelijk gelijk geweest was, dan waren ze daar met zijn allen de afgrond in geschoven. Van Dam is dus beter dan zijn beginselen, maar dubbeldunk blijft het wel natuurlijk.
De samenleving is van ons allemaal. Wie haar bestuurt moet met de belangen van iedereen rekening houden en wie de macht krijgt moet daar op een democratische manier verantwoording over afleggen. Maar de idee dat iedereen even veel te zeggen zou moeten hebben is echt onzin en wie meent dat dit soort gelijkheid pas democratie is heeft Jaffe Vink slecht begrepen.
[1] Dat lijkt ook een goede reden om nooit een democratisch staatsverband te introduceren in een land zonder dat daar eerst een rechtstaat functioneert. Die volgorde blijkt in de praktijk steeds noodzakelijk te zijn.
[2] De een-partij regeringen op etnische basis die in ontwikkelingslanden veel voorkomen en die met de belangen van minderheden vaak geen rekening houden zijn daarom niet democratisch al winnen ze hun verkiezingen met grote meerderheden.
Het stuk verscheen gisteren op de eigen webstek van Toon.
Maar er is een vierde beginsel: de overheid, als vertegenwoordiger van de hele samenleving, moet ten opzichte van de godsdienst ook neutraal zijn: wat ten opzichte van de één is toegestaan, moet ook ten opzichte van de ander worden toegestaan. Wat ten opzichte van de een wordt verboden, moet ook ten opzichte van de ander worden verboden. De overheid mag geen partij kiezen….
Wij zullen hierna drie verschillende uitwerkingen van dit beginsel bespreken. Daar zal blijken dat context en maatschappijvisie tot op zekere hoogte een rol spelen bij de keuze die men uit die verschillende interpretaties maakt. Wij spreken in deze notitie dan ook van “contextuele oordeelsvorming”. In navolging van Prof. Dr. Wibren van der Burg, hoogleraar metajuridica aan de Universiteit van Tilburg, onderscheiden wij exclusieve, inclusieve en compenserende neutraliteit.
1 (...)
2 (...)
3 (...)
4 Compenserende neutraliteit. Dit concept van neutraliteit geeft burgers eveneens de ruimte om godsdienst of levensbeschouwing te uiten en onderdeel te laten zijn van de publieke sfeer, maar wat betreft de rol van de overheid gaat het een stapje verder. Er kan een taak voor de overheid weggelegd zijn, wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden die gelegen kunnen zijn in historische of structurele ongelijkheden of in maatschappelijke achterstanden van bepaalde godsdiensten of levensbeschouwingen. Om de gelijkheid van alle godsdiensten en levensbeschouwingen daadwerkelijk te garanderen kan de overheid in voorkomende gevallen groepen die achterblijven extra ondersteunen.
Reacties
# 1 "compenserende neutraliteit" (=>'Om de gelijkheid van alle godsdiensten en levensbeschouwingen daadwerkelijk te garanderen kan de overheid in voorkomende gevallen groepen die achterblijven extra ondersteunen'), mijn hemel, nog nooit van deze bureaucratische dubbelterm gehoord. Inderdaad, ambtenaren taal voor positieve discriminatie. Ik vond dit een heel goed artikel.
trias politica:
"compenserende neutraliteit" (=>'Om de gelijkheid van alle godsdiensten en levensbeschouwingen daadwerkelijk te garanderen kan de overheid in voorkomende gevallen groepen die achterblijven extra ondersteunen'), mijn hemel, nog nooit van deze bureaucratische dubbelterm gehoord. Inderdaad, ambtenaren taal voor positieve discriminatie. Ik vond dit een heel goed artikel.
Het geeft enerzijds de essentie weer van het cultureel marxistisch 'gelijkheidsdenken', dat inmiddels met het afserveren van de communistische maatschappij inrichting, als achterhaald kan worden beschouwd, en anderzijds legt dit artikel de vinger op het onbegrijpelijke fenomeen dat een ideologie als de Islam de hand boven het hoofd wordt gehouden. Het is zelfs afgesproken in Europees verband (ik meen resolutie 1773). Welk percentage 'gelovigen', welk geloof dan ook, er in NL zijn weet ik niet, maar als je de verdeling van de TK als uitgangspunt neemt, dan betreft dat een zeer ruime minderheid. Toch spelen geloofsovertuigingen een dominante rol in de politiek. Het recente debat over ritueel slachten toonde dat ook weer aan. Een stricte scheiding tussen 'religie' en 'politiek' zou veel beter zijn voor het functioneren van een seculiere rechtsstaat want dan zou er een veel 'objectiever' oordeel over zaken gegeven kunnen worden.
25-jun 2011 , 10:28
# 2
Frans Groenendijk:
Ik weet niet of Toon er van op de hoogte was maar in de automatische tweets bij dit bericht zie ik nu dat het juist vandaag de geboortedag van George Orwell is!
25-jun 2011 , 06:54
Reageren is niet mogelijk op dit bericht.