Naam:  Wachtwoord:   Ingelogd blijven? Wachtwoord kwijt? (Waarom) Registreren
 
          
                         
Dit is het archief van Islamofobie.nl
Sinds juli 2014 verschijnen hier geen nieuwe stukken meer. De artikelen worden *) heringedeeld in acht categorieën: zie de knoppen links. Met uitzondering van de categorie 'Islam(itische ideologie)' is de indeling nu niet meer naar thema, maar naar aard van de stukken. Vier jaar lang lag het hoofdaccent op het voeren van de noodzakelijke ideologische strijd: zie het motto hierboven. In de komende jaren zal ik (initiatiefnemer en belangrijkste leverancier van teksten voor islamofobie.nl) me meer richten op de noodzakelijke politieke strijd. In termen van deze indeling: veel meer nadruk op Voorstellen, Politieke organisatie en iets meer op Opinie. LEES VERDER »
 
 
Marktfundamentalisme en de werkelijkheid

Hier op Keizers & Kleren gaat slechts een klein deel van de stukken over de actualiteit, de waan van de dag. In dit stukje ga ik het wel heel bont maken. Later deze week zal ik hier een stukje schrijven met als titel 'De vrije markt en de praktijk'. Dat gaat over mijn eigen recente ervaringen met een bedrijf dat zich gedraagt als een een overheidsburocratie. Dat deed me terugdenken aan een stuk dat ik ooit schreef voor het tijdschrift van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA waar ik toen nog lid van was. Een ingekorte versie verscheen ook op papier. We spreken over 1997: een jaar voordat ik vertrok bij de partij die toen net de eerste stappen zette in de richting van de islamofilie.
Ik las mijn stuk nog eens terug. Ik wist wel dat op een aantal terreinen mijn standpunten niet zo heel veel veranderd zijn de afgelopen 14 jaar maar ik was verbaasd over de mate waarin ik nog achter vrijwel de volledige tekst van toen sta. Als een soort introductie van dat stukje over de praktijk neem ik hier dat oude stuk integraal op.
Hier en daar zou ik nu andere termen gebruiken maar wat ik nu als belangrijkste mankement beschouw aan dit oude verhaal van mijn hand, is de merkwaardige opvatting, vooral aan het begin zie je die er wat doorheen schemeren, dat er zoiets bestond als een sociaal-democratisch 'wij', die toch in grote lijnen toch wel over dingen zou denken zoals ik zelf deed.
Nog wat meer dan bij andere stukken kijk ik uit naar reacties.

»
MARKT EN IDEOLOGIE

Op een WBS-bijeenkomst in januari jl bracht Arie van der Zwan naar voren dat de PvdA het gevaar loopt alleen te komen te staan met haar vrije markt opstelling: van ILO en OECD tot de Wereldbank vindt een herwaardering plaats van de verabsolutering van de vrije markt.
Hoewel de berichten over deze belangrijke internationale organisaties mij ook hoopvol stemmen is van der Zwan me toch wat te optimistisch. De ideologie van de vrije markt heeft nog steeds een bijna onaantastbare positie.
Alan Greenspan, de “machtigste man van de wereld”, die zich er nota bene op beroemt publiek zo vaag mogelijke uitspraken te doen, schrikt er niet voor terug zichzelf te kwalificeren als “geen Keynesiaan, geen monetarist maar een vrije-markt-denker”. Noot 1)
In de ouderraad van de basisschool waar ik secretaris van ben, wordt naar voren gebracht dat de directeur te veel zijn oren laat hangen naar de leerkrachten en te weinig oog heeft voor de “ouders als klanten”.
Toen enige tijd geleden in Nederland een gender-kliniek werd opgezet, werd dit in de Volkskrant verdedigd met als een van de argumenten dat er “blijkbaar een markt voor is”. Dit soort vrije-markt-denken is “slecht en dreigt zich van alle uithoeken van het menselijk leven meester te maken”. 2)
De sterke positie van de vrije-markt-politici is in mijn ogen gelegen in het ideologische karakter van het concept. Binnen de sociaal-democratie is dat ideologische karakter nog eens extra sterk.
Ik ben bang dat dit laatste te maken heeft met de samenstelling van het ledenbestand van de PvdA: mensen die in die “vrije markt” werkzaam zijn, zijn nog steeds ondervertegenwoordigd.

Van verkettering naar verheerlijking
Circa 10 jaar geleden is onder aanvoering van Paul Kalma een nogal ingrijpende koerswijziging ingezet in de PvdA.
Bij de vraag waar nu precies de kracht zit van die ondernemingsgewijze productie, wordt niet serieus stil gestaan.
In “Het socialisme op sterk water” deed hij een poging een recept te geven voor nieuwe winst na de verloren oorlog eind jaren 70. Als belangrijke reden voor het verlies stelt hij “de ideologische verkettering van markt en ondernemingsgewijze productie. De PvdA liet zich in dit opzicht te veel met de tijdgeest meedrijven”. (blz 12). Daartegenover pleitte hij “in de eerste plaats (voor) een ondubbelzinnige erkenning van de rol die ondernemers, individueel en als groep, in die orde te spelen hebben” (blz 58). Die ondernemers zijn volgens hem “mannen (en vrouwen), die over capaciteiten beschikken (‘feeling’ voor marktontwikkelingen en voor economische innovatie, bereidheid en geschiktheid om risico’s te dragen), die zeker niet bij de staat, en ook niet bij grote collectieven (werknemerscoöperaties, e.d.) kunnen worden aangetroffen”. Een voorbeeld van het doorschieten van het ene uiterste naar het andere, van verkettering naar verheerlijking. De “superioriteit van de ondernemingsgewijze productie” wordt in zijn boekje namelijk alleen maar in algemene zin onderschreven met het soort bewoordingen die ik hier citeerde. Bij de vraag waar nu precies de kracht zit van die ondernemingsgewijze productie, wordt niet serieus stil gestaan. De onderbouwing gaat in termen van succes of falen van complete landen of zelfs werelddelen.
In feite is het debat over markt en ondernemingsgewijze productie de afgelopen tijd veel te veel op dit “super-helikopter-niveau” gebleven. Dat levert een ideologische opwinding op van jewelste.

De opwinding voorbij
Als je die wat probeert te overwinnen zou je je eens af kunnen vragen hoe verschillende (zeer verschillende !) markten nu in werkelijkheid werken.
Ik heb niet de pretentie dat ik daar nu zo’n fantastisch goede, met systematisch onderzoek onderbouwde, kijk op heb.
Ik kom in de politieke discussie echter zulke verbijsterende vormen van abstraheren van de werkelijkheid tegen, dat mijn beperkte inzichten op dit terrein al een belangrijke relativering kunnen bieden. Als eenvoudig krantenlezer en werknemer in de levensmiddelen- en automatiseringsbranche vallen me een aantal zaken op.
Elk bedrijf zou slechts een fractie van de productie leveren als er nationaal en internationaal niet allerlei infrastructuren waren gegroeid in de loop der eeuwen. Fysieke infrastructuren: van wegen tot EDI netwerken (EDI staat voor Electronic Data Interchange: gestandaardiseerde uitwisseling van informatie tussen computers van verschillende bedrijven). Sociale: van onderwijs tot KvK en van standaardisatie-comitee of brancheorganisatie tot OECD. Collectief psychische: van het arbeids¬ethos tot de gerichtheid op compro¬missen en op technische in plaats van op sociale oplossingen.
Voor de kwantiteit en kwaliteit van die verschillende infrastructuren speelt juist de overheid een cruciale rol. Om maar het minst bekende gebied te nemen, EDI is typisch zo’n gebied waar de overheden van de Aziatische tijgers het voortouw namen en jarenlang sprake is geweest van een voorsprong. 3)

Oligopolies kunnen tal van vormen aannemen
Op een heel speciale manier (vooral door sterk juridisch optreden) heeft de software-reus Microsoft een reusachtige macht opgebouwd. En dit terwijl de kwaliteit van hun software volgens deskundigen beslist niet de hoogste is. Niet voor niets probeert de firma Apple terug te vechten met slogans als: “Windows 95, Mac 85”. Maar de mate waarin software kan samenwerken met andere software bepaalt in hoge mate de marktpositie van elk stuk software. Door de ijzersterke marktpositie van Microsoft zijn ongeveer alle andere grote spelers op de software-wereldmarkt niet alleen steeds bezig met afstemming op wat (ze denken dat) Microsoft zal doen en laten, ze hebben allen ook samenwerkingsverbanden onderling en .... met Microsoft.
Er zijn ook niet zo veel produkten van verschillende leveranciers die volledig uitwisselbaar zijn. Mijn vorige baas leverde software aan winkels. Dat zijn prijs hoger lag dan die van zijn concurrenten was voor een deel te wijten aan het feit dat in zijn eigen prijs diensten waren inbegrepen die bij de concurrenten door de koepelorganisaties van die winkels werden geleverd. Besluitvorming over afname van zijn produkt werd gedomineerd door enkele individuen bij wie naast commerciële overwegingen ook strategische en mogelijk zelfs persoonlijke overwegingen een rol speelden.

Bijna alle “markten” zijn daarnaast vergeven van machtsverhoudingen, iets dat op zich al op gespannen voet staat met de vrije markt-ideologie.
Dit biedt misschien de mogelijkheid de politiek-economische discussie wat meer te richten op de, -mijns inziens nog steeds bestaande-, kans op economische crashes

Leveranciers onderhandelen met supermarktorganisaties over opname in het assortiment: ik heb wel eens een deskundige op dit gebied horen uitleggen dat je voor de introductie van een nieuw product in Nederland enkele 10-tallen mensen moet overtuigen, namelijk de inkopers van de grote winkelketens. En de trend is alleen steeds verdere vergroting van die inkooporganisaties dus verkleining van dat aantal mensen. Bij die inkooporganisaties spreekt men in Europees verband over tientallen tot honderden miljarden guldens !
Het marktaandeel van de grootste bedrijven blijft in allerlei sectoren trouwens groeien.
Hoe om te gaan met bijvoorbeeld de vliegtuigindustrie of de microprocessor-industrie ? De tendens in sectoren als deze is in de richting van het overleven van slechts enkele bedrijven, wereldwijd. Je zou de vraag kunnen stellen wat nu eigenlijk wereldvreemder is in Nederland: pleiten tegen elke overheidssteun, omdat de (niet bestaande) vrije markt moet regelen waar de bedrijven komen te staan, of streven naar Europese, respectievelijk mondiale afspraken op dit gebied ?
De industrialisatie is zover gevorderd dat het toetreden van volledig nieuwe aanbieders op vrijwel elke markt, met een zekere uitzondering voor de software-wereld misschien, enorm kapitaal vergt. En het ophoesten daarvan vergt niet het wekken van vertrouwen van een anonieme massa geldschieters, de linkerhand van Adam Smith om het zo maar te zeggen, maar onderhandelen met (een slechts gering aantal) instituten. Bij de grootste investeringen moet ook de overheid weer meedoen.
Er bestaat een trend dat productiebedrijven niet alleen de niet-kern-activiteiten maar alle activiteiten, behalve de planning en organisatie en het lange termijn beleid, uitbesteden ! Je zou daarbij het ontstaan van of het terugkeren van een heilzame marktwerking kunnen veronderstellen (of proclameren.....): immers, bij hele grote organisaties kan de gedwongen afname bij andere afdelingen tot inefficiëncy leiden. Toeleveranciers worden echter geconfronteerd (met name in Japan schijnt het) met contractueel verboden afzet (aan andere afnemers). Hoezo vrije markt ?

“Productie naar behoefte”
Een van de, -voor het ideologische debat-, aardigste ontwikkelingen in de levensmiddelenhandel vind ik de steeds verdere verfijning van het markt”onderzoek”. Dankzij “ketenintegratie” (verticale kolommen dus), de logistieke trend naar “Just-In-Time”-levering en dergelijke is er een steeds betere afstemming van de productie op de koopkrachtige (!) vraag. De trend naar het cruciale karakter van de informatieverwerking (als “vierde productiemiddel”) doet mij regelmatig denken aan vroegere discussies over de (on)haalbaarheid van planeconomie.
ook hier moet je niet gaan mythologiseren, moet je niet gaan doen of de kreet “marktwerking” aanwijzingen geeft voor de organisatie van de productie

Een vrij nieuwe ontwikkeling is die van zogenaamde datawarehouses, waarin wordt vastgelegd welke consument welke aankopen gedaan heeft op welke plaats en wanneer. Met subsidie van Europa wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van klantenkaarten waarop of waarmee allerlei afname-patronen worden vastgelegd. Hardop wordt gesproken over de mogelijkheid om bij wijze van spreken mensen die veel vis eten een extra korting op witte wijn te geven..... Als je realiseert wat moet zijn vastgelegd om het nu al mogelijk te maken voor een benzinemaatschappij een extra korting te geven als je binnen een aantal dagen nog eens een aanschaf doet, besef je hoe dichtbij deze ontwikkelingen al zijn.
Je moet een wat geperverteerd wereldbeeld hebben om hierin productie naar behoefte te ontwaren, maar de argumenten die gebaseerd waren op de onmogelijkheid voldoende informatie te verwerken raken achterhaald. Dit biedt misschien de mogelijkheid de politiek-economische discussie wat meer te richten op het verschil tussen behoeften en koopkrachtige vraag, om de vraag naar hoe produceren meer aandacht te geven dan wat te produceren en de, -mijns inziens nog steeds bestaande-, mogelijkheid van economische crashes serieus onder ogen te zien. 4)

Superioriteit van de ondernemingsgewijze productie
Veel ideologische opwinding over “markteconomie” lijkt niet alleen ondersteund door het op een hoop gooien van pleidooien voor gemengde economie met de praktijk in de voormalige oostblok-landen, maar ook door een negeren van de concrete werkelijkheid van de onvolkomen markten.
Maar is er dan niets nuttigs aan het concept van de vrije markt en de ondernemingsgewijze productie ?
In mijn ogen zit de crux van de efficiency van de ondernemingsgewijze productie in (de dreiging van) het mogelijke faillissement.
Het faillissement zelf zorgt voor een snelle, wijziging van de falende leiding over een stuk productie. De dreiging van faillissement zorgt voor een bijsturen van de activiteiten, doordat het kwantificeerbare meer of minder bijdragen aan de winst als hulpmiddel wordt gebruikt bij de onderbouwing van besluiten.
Toekennen van kredieten aan nieuwe bedrijven, voor nieuwe bedrijfsactiviteiten en nieuwe kredieten voor bestaande activiteiten, gebeurt per definitie ook op basis van een plan en een inschatting van de marktontwikkeling, niet op basis van de marktontwikkelingen zelf

Die vormen van efficiency worden ook door sociaal-democraten meer en meer onderkend en nagestreefd.
Maar ook hier moet je niet gaan mythologiseren, moet je niet gaan doen of de kreet “marktwerking” aanwijzingen geeft voor de organisatie van de productie.
In welke termijnen moet over winstgevendheid gedacht worden ? Bij een zelfde liquiditeit, rentabiliteit en solvabiliteit gaat het ene bedrijf wel en het andere niet failliet.
Het toerekenen van kosten en opbrengsten aan bedrijfsactiviteiten blijft een moeilijke opgave. Congressen over “Activity Based Costing” en dergelijke trekken nog altijd bezoek. Bij mij in het bedrijf zie ik hoe er discussie gevoerd wordt over welke kosten nu wel en niet als overhead gerekend moeten worden bij de overweging hoe hard te werken aan het terugdringen van sub-contracting. Het automatiseringsblad Computable rakelt (1997, week 3) de discussie op over de vraag of investeringen in Informatie-Technologie nu eigenlijk wel of niet renderen.
In algemene zin dus ! En realiseer je dan wel dat die discussie gebaseerd is op de Amerikaanse praktijk waar IT-investeringen 40% van alle investeringen uitmaken. Hoe dat “hulpmiddel” precies moet werken is dus, -eufemistisch uitgedrukt ! -, geen uitgemaakte zaak.
Het grootste deel van de (investerings)beslissingen wordt ook niet gebaseerd op een integrale kosten-baten afweging maar wordt onderbouwd door de angst dat men achter zal blijven bij de concurrentie. Er heerst wat dat betreft een groot conformisme. Vanuit de automatiseringssector zijn daar mooie voorbeelden van te geven. 5)
Toekennen van kredieten aan nieuwe bedrijven, voor nieuwe bedrijfsactiviteiten en nieuwe kredieten voor bestaande activiteiten, gebeurt per definitie ook op basis van een plan en een inschatting van de marktontwikkeling, niet op basis van de marktontwikkelingen zelf.

Vooral bij de wat grotere bedrijven kom je naast feeling en elan binnen “de ondernemingsgewijze productie” ook veel inefficiency, angsthazerij, dikdoenerij, conformisme en zelfs bureaucratie tegen.
Om terug te komen op Kalma: als je de feeling van de ondernemers introduceert als element in de economische orde, -waar op zich niets mis mee is-, dan moet je je ook afvragen waar die feeling op gebaseerd is. Voor een groot deel is dit gewoon op de publiek opinie, op inschattingen van de culturele en politieke ontwikkelingen. En die inschattingen worden echt niet alleen op het hoogste niveau gemaakt. Het bedrijfsleven is geen monolitische structuur. Of door een bedrijf serieus rekening gehouden wordt met milieu-vraagstukken heeft voor een belangrijk deel te maken met hoe het middenkader en de werkvloer daarmee omgaan. En zo is er voor de afdeling personeelszaken een behoorlijke marge op het terrein van leeftijds- ras en sexe-discriminatie bij het aannemen van personeel. De logica van “de markt en ondernemingsgewijze productie” is weinig rechtlijnig.
Maar vanwaar dan die enorme populariteit van de ideologie ?

Privatisering
In de jaren 70 kreeg het bedrijfsleven van elk probleem de schuld en bleven vele “nieuwe vrijgestelden” steken in het alleen maar bestrijden van bedrijven. De meest extreme vertegenwoordigers van deze ideologie vermoordden de werkgeversvoorzitter of kwamen met het waanzinnige concept van de “repressieve tolerantie” 6).
politici die politiek te moeilijk vinden

Zo is de jaren 80 en 90 de trend geworden om alles wat je niet zint toe te schrijven aan “de overheid” of zelfs “de politiek”.
Aan de intensiteit van die beide trends liggen mijns inziens gemakzucht, populisme, persoonlijke frustraties en zondebok-denken ten grondslag.
Maar daarnaast krijgt een sterke ideologische trend op een gegeven moment een materiële betekenis in de vorm van een zichzelf vervullende voorspelling. Uit de gezondheidszorg kennen we het placebo-effect, in de sociologie het Hawthorne-effect en bij verkiezingen een “band-wagon” effect: op een gegeven moment is het keihard meetbaar.
Bij hoeveel privatiseringsoperaties kun je het succes toeschrijven aan de “tuchtiging van de markt” 7) ? Niet zelden is er na operaties, gericht op het “marktgerichter” werken, nog steeds maar één aanbieder van een dienst. Afgezien van de mogelijkheid dat bij een geprivatiseerde dienst de extra doelstellingen van de overheid met betrekking tot werkgelegenheid voor bepaalde doelgroepen overboord worden gezet, -leidend tot maatschappelijke kosten die moeilijk te becijferen zijn-, ga ik er van uit dat de belangrijkste factor bij die successen gevormd wordt door het feit dat mensen er van overtuigd zijn geraakt dat ze bezig zijn met een goede verandering. Een de-privatisering op basis van een even sterke ideologische stroming zou opnieuw verbetering kunnen brengen. 8).
Veel zaken die onder het mom van de vrije markt worden ingevoerd associeer ik dan ook niet met tuchtiging van de markt maar met politici die politiek te moeilijk vinden.
Zo krijgen we nu ook op basisscholen te maken met de verplichting om te komen tot een zogenaamde “Schoogids” waarin de ouders geinformeerd moeten worden over wat de resultaten zijn van de school. Terwijl er toch op de eerste plaats behoefte is aan een goede samenwerking tussen leerkrachten en ouders om de opvoeding in goede banen te leiden wordt de suggestie gewekt dat ouders op de “scholenmarkt” de beste school voor hun kind (moeten) zoeken. En intussen besteedt de gemeenteraad de verantwoordelijkheid voor het openbaar onderwijs uit aan een onduidelijke commissie.

Liberalen en massamensen
Woltgens heeft vorig jaar in zijn boekje “De neezeggers” de tijdgeest die aan dit soort ontwikkelingen ten gronslag ligt aan de kaak gesteld. Zijn “pamflet” was in feite een grote uitdaging aan allen die meegaan met de neo-liberale tijdgeest.
Dit leidde tot welhaast hysterische reacties. In nr S&D1996-12 van Wansink en in nr 1997-1 van ten Raa.
Nu is elk hanteren van het begrip klassenstrijd hachelijk. Het begrip is nogal besmet geraakt

Zo stelt Wansink bijna letterlijk dat wie “Wöltgens’ anti-liberale sentiment deelt” behoort tot de “linkse armen-van-geest”. Kan het niveau nog lager ? Hij weigert in te gaan op de uitdaging, maar haalt van alles en nog wat uit de (boeken)kast om Wöltgens aan te vallen.
Verdraaiingen worden daarbij door hem niet geschuwd. Zo doet Wansink het bijvoorbeeld voorkomen alsof Wöltgens schrijft over “de markt” op een manier alsof “de markt” op zich een duidelijk en eenduidig fenomeen is. Dit is de boel 180 graden omdraaien. Wöltgens stelt dit juist als een van de centrale problemen in de huidige ideologische strijd aan de orde. Wansink stelt zonder blikken of blozen (hoewel ik dat niet zeker weet, ik blijf hopen dat hij bij het opschrijven hiervan wel bloosde of tenminste blikte) :”De markt (sic) is superieur aan het politieke bedrijf, want zij stelt mensen in staat op hun eigen voorwaarden (sic) deel te nemen of zich terug te trekken. Van de transacties op de markt profiteren alle partijen.... In markteconomieën (alle ?, fg) immers zijn goederen als voedsel, huisvesting, gezondheidszorg en opleiding in het algemeen voor iedereen toegankelijk, maar in een (welke ?, fg) socialistische planeconomie zijn ze schaars”.
Dit zijn de zaken die Wansink in stelling brengt tegen Wöltgens die stelt “het ideaalbeeld is zeer concreet: het is de gemengde economie zoals wij die al in vele vormen kennen”.
De kern van de tegenstelling tussen Wöltgens en Wansink zit niet in de hoofdzinnen maar in een aantal bijzinnen van Wansinks betoog.
Wöltgens heeft zijn boekje opgedragen aan zijn grootouders en ouders en schrijft ook over hen. Hij verbindt zijn theorievorming en standpuntbepaling met hen en met zijn houding tegenover “kansarmen”. Er zit dus een element van klassenstrijd in !
Het centrale element van de liberale theorie is echter de ontkenning van elke vorm van klassenstrijd. De onderdrukking van de middeleeuwers bijvoorbeeld had, -als ik Wansink goed begrijp-, niets te maken met geweldsmonopolies van koningen, roofridders en ander adellijk tuig, nee, dit kwam door de moraal van de gemeenschap. Tsja.
Nu is elk hanteren van het begrip klassenstrijd hachelijk. Het begrip is nogal besmet geraakt door mensen die dit begrip niet als een analytisch hulpmiddel en/of ethisch begrip wilden zien maar als het denkkader of zelfs als breekijzer om elke actie van de eigen politieke stroming te rechtvaardigen 9). Maar het afwijzen van dit stramien mag er niet toe leiden dat nu bij alle maatschappelijke, historische patronen waarvoor de klassenstrijd-these verheldering biedt, deze ontkend wordt. En al helemaal niet als het er om gaat je eigen relatie tot de machthebbers te beschrijven terwijl je bezig bent politieke theorieën te ontvouwen !
De “autonome persoon” van Raz, de “vrije mens” van Hayek: ze bedoelen daar uiteindelijk gewoon zichzelf mee. “Vrij” te denken over de maatschappij zoals zij willen. Vrij om, -met voorbijgaan aan elke realiteit-, vol te houden dat eenieder op de arbeidsmarkt “vrij is op hun eigen voorwaarden deel te nemen of zich terug te trekken”.
Wansink wijdt geen enkele expliciete gedachte aan zijn eigen positie 10).
Maar in bijzinnen wordt deze duidelijk. Opmerkingen als “de massamens heeft niet zozeer gedachten en opvattingen, als wel gevoelens en impulsen” of “de arena waarin de behoeften van de massamens kunnen worden vervuld is natuurlijk de politiek” (het staat er echt letterlijk zo !) vormen pijnlijke illustraties van het in de hoofdzinnen ontkende klassebewustzijn van de liberale theoretici. Want het moge duidelijk zijn dat Hayek cs zelf geen massamensen zijn. Het duidelijkst wordt dit karakter van de liberale theorie aangegeven waar Wansink Hayek samenvat om de “superioriteit van de markteconomie” aan te tonen: “de arbeidsdeling heeft de armen meer tot voordeel gestrekt dan de rijken, omdat het aantal armen dat een bestaan kan vinden veel groter is dan in een primitieve economie”. Het “jullie-armen-moeten-niet-zeuren”-sentiment druipt er van af.

Georganiseerd kapitalisme
Hoewel Wansink zijn best doet ons anders te laten geloven, stelt Wöltgens niet als kernvraag “wel of niet ondernemingsgewijze productie”. De vraag is: hoe kunnen we de dynamiek van marktwerking behouden en toch hogere doelen dan hebzucht nastreven.
Om het maar eens heel extreem te stellen: de gruwelijkheid van de misdaden van Dutroux als seksueel pervert worden overschaduwd door zijn optreden als ondernemer, zijn productie voor de markt. Deze marktwerking willen wij niet. Die wil Wansink niet, die wil Bolkestein niet en vermoedelijk zelfs Hayek niet 11).
beschaving gebiedt dat zaken, ook al is er een markt voor, verboden blijven of worden

Voor een deel gaat het er dus eenvoudig om dat beschaving gebiedt dat zaken, ook al is er een markt voor, verboden blijven of worden.
Uiteraard moet in dat verband discussie gevoerd worden over wat beschavingsnormen zijn en over hoe, welke normen kunnen worden afgedwongen (dat hoeft echt niet altijd via wetgeving).
Voor een tweede deel gaat het er om juist concurrentie te bevorderen op bepaalde markten. De eerste bijdrage aan het terugdringen van de milieuvernietiging door het vliegverkeer, is gelegen in het opheffen van de indirecte subsidie aan het vliegen door ook op kerosine belasting te gaan heffen 12). Ook voor de positie van landen die nu door marktverstorende subsidies en heffingen gedwongen worden zich op de wereldmarkt te beperken tot grondstoffenleveringen, is dit gewenst.
Op een derde gebied gaat het er om, al te grote flexibiliteit van marktwerking (hier expres algemeen aangeduid) af te remmen. De leerstukken van Keynes en bijvoorbeeld het minimumloon vormen daar voorbeelden van. Maar die wenselijkheid kan ook onderbouwd worden door verwijzing naar de doorgeslagen dynamiek van de geldmarkt die een bedreiging is geworden voor de stabiliteit van die markt zelf of de wenselijkheid van het bewaren van enige afstand tussen wetenschappelijk onderzoek en het bedrijfsleven.
Ook op andere terreinen moeten sociaal-democraten er niet voor schromen te denken over afremmings-mechanismen in algemene zin. Concreet wil ik wel pleiten voor het afremmen van transport om “lokale” productie de meest algemene (dus meest marktconforme !) vorm van bescherming te geven. Wanneer dit afremmen gebeurt in de vorm van een mondiale belasting op het gebruik van fossiele brandstoffen waarvan de opbrengsten benut worden voor mondiale verspreiding van kennis, kunnen diverse andere doelen dichterbij gebracht worden die door de marktwerking alleen, onvoldoende bereikt kunnen worden (of er zelfs door tegengewerkt worden).

Bij alle drie de soorten opgaven zijn er echter problemen. De markt (of de veronderstelde marktwerking) is internationaler dan de instituties die de gewenste correcties zouden moeten aanbrengen. Dat is een probleem. Wöltgens heeft er geen eenvoudige oplossing voor, en ik ook niet, maar daarmee bestaat het nog wel. En de problemen zijn nog groter omdat de politieke besluitvorming plaats vindt in een ideologische context. Indien door het overgrote deel van het politieke spectrum een relatie gelegd wordt tussen internationale concurrentie en druk op de verzorgingsstaat en mede op basis van die relatie die gelegd is in dat debat, besloten wordt tot inkrimping van de verzorgingsstaat, dan is die relatie daarmee reëel bestaand ook al is die relatie er in de economische theorie niet. Ten Raa ziet dat effect volledig over het hoofd.

Economisme
In het vervolg van zijn betoog durft ten Raa nog wel Wöltgens uitdaging met betrekking tot het negeren van de milieuproblematiek op te nemen. Zijn reactie is letterlijk: “Als de vrije markt onvolkomen is zijn er marktoplossingen.”
Bij Schiphol zou de overheid lawaairechten moeten veilen. Daarmee kiest hij er voor alleen het minst belangrijke milieuprobleem dat Schiphol veroorzaakt te bespreken. Lawaaioverlast is akelig voor de getroffenen, maar een cruciaal verschil met radioactiviteit, grondstoffenuitputting of broeikaseffect is dat er bij lawaai geen sprake van is dat volgende generaties er mee opgezadeld worden. Als je nu de vliegtuigen aan de grond houdt bestaat nu het probleem niet meer. Van een internationale dimensie is bij lawaai-overlast ook geen sprake. Zo maak je je er wel makkelijk vanaf.
Maar blijven we dan nog binnen het voorbeeld. Ten Raa stelt dan “Als econoom laat het me koud of die (lawaai)rechten worden opgekocht door Schiphol om ze te gebruiken, of door Natuurmonumenten om ze in een la op te bergen.”
Ten Raa zadelt daarmee de burger op met de noodzaak om lid te worden van zo’n vereniging. Bovendien zal hij of zij zich binnen die vereniging moeten gaan uitspreken over de vraag of het geld besteed moet worden aan het beschermen van de een of andere vogelsoort of aan die lawaairechten. Als er al goede regelingen bestaan voor de interne democratie. Anders moet de burger zich daar eerst nog mee bezig gaan houden. Ik maak dan liever gebruik van een andere vereniging waar ik al “lid” van ben, namelijk Nederland.
Verder is het in mijn ogen problematisch dat in het door hem voorgestane systeem bij elk vraagstuk ieders invloed evenredig is met zijn of haar rijkdom. Als woordvoerder van de rijken heeft ten Raa natuurlijk het volste recht om dit systeem te bepleiten, maar hij zal toch niet echt verbaasd zijn dat ik van de kreet “als de vrije markt onvolkomen is, zijn er marktoplossingen” niet overtuigd raak.

Thijs Wöltgens vatte de keuzen waar we als samenleving voor staan eens samen als de keuze tussen een goede verzorging van je hulpbehoevende (groot)ouders en je derde vakantie. Een tikkeltje demagogisch want veel vaker gaat het in de praktijk toch om de tweede vakantie. Mensen als Ten Raa zijn in staat om te “bewijzen” dat het economisch gezien “beter” is dat de rijken zich een tweede of derde vakantie kunnen veroorloven dan dat er extra geld gestoken wordt in de verzorging van hoogbejaarden. Voor mij is de kernvraag: kunnen de lieden die dit soort dingen op papier zetten deze “objectieve” redenatie nu ook eens proberen mondeling voor hun eigen hulpbehoevende grootouders op te zetten net voordat ze het vliegtuig naar een of ander ski-oord nemen. En mocht dat wat meer problemen opleveren: zou het niet kunnen dat er dan toch met het hele verhaal iets mis is ? Een zinsnede als “Als econoom laat het me koud” vind ik in dit verband huiveringwekkend. Ik ben eigenlijk niet geïnteresseerd in de mening van ten Raa als hij zegt dat hij als econoom spreekt. Laat hij als mens spreken. Als “autonoom persoon” van mijn part.

De schaamte voorbij
In de jaren zeventig veranderden de politieke verhoudingen in Nederland zo snel dat bij sommige politici het naïeve idee postvatte dat de samenleving maakbaar is door besluiten van overheden. De meest naïeve mensen binnen deze groep kregen zelfs het idee dat de samenleving maakbaar is door besluiten binnen een politieke partij !
Ter verdediging van deze groep moet worden opgemerkt dat bijvoorbeeld in Nederland zich de merkwaardige situatie voordeed van het kabinet den Uyl waarin een minderheidsstroming in het parlement een onevenredig grote overheidsinvloed kon uitoefenen doordat in die tijd de rechterzijde van de politiek volkomen verlamd was. Toen het tij keerde, gingen velen zich schamen voor hun naïviteit. Het merendeel houdt zich sindsdien (politiek) stil. Anderen gingen zich beperken tot een bepaald deelbelang en deden (en doen daar nog) goed werk. Bij een aantal hebben de teleurstellingen echter het effect gehad dat ze nu te pas en te onpas roepen dat de maakbaarheid van de samenleving “natuurlijk” een illusie is. Vaak gecombineerd met een verering van “de” vrije markt en “de” technologische ontwikkeling.
Alsof de vrije markt geen theoretisch concept is maar een werkelijk bestaande grootheid. Alsof de technologische ontwikkeling niet de resultante is van een groot aantal beslissingen van (individuele) mensen 13).

Beste Wöltgens-criticasters, wees niet bang, zou ik willen besluiten. De schaamte over jullie toenmalige naïviteit leeft vooral in jullie hoofd. Die naïviteit was ook niet bij iedereen even groot. Als we nu als sociaal-democratie duidelijk stellen waar het op staat hoef je echt niet bang te zijn dat jullie toenmalige naïviteit de PvdA door brede kringen in de maatschappij zal worden nagedragen. Lees hierover ook de bijdrage van Arie van der Zwan in S&D nr 1, met name zijn passage over “de ‘burgerlijke’ journalisten die vrijmoedig begrippen hanteren waarvoor socialisten terugdeinzen, bang als die geworden zijn om voor ouderwets en doctrinair versleten te worden”. Aanbevolen om wat minder pessimistisch en misschien zelfs wat idealistischer te worden !

1) Alan Greenspan voorzitter van de amerikaanse nationale bank, in de Volkskrant onlangs omschreven als de man die de ballen van Bill Clinton in de palm van zijn hand heeft.
2) Hans Wansink gebruikt deze beschrijving om zijn criticasters belachelijk te maken maar bij mij werkt het in ieder geval niet. (in zijn artikel in S&D 1997-1).
3) Zie verschillende jaargangen van “De EDI-monitor”, Eindhoven: Euroforum.
4) Chris Peeters deed in S&D 1997-2 een poging.
5) Terwijl ik dit artikel schreef las ik in de Computable dat ir R.Deitz een proefschrift heeft geschreven met deze strekking.
6) Een bedenksel van Herbert Marcuse, die daar niet om weggehoond werd.
7) Zoals Rick van de Ploeg dit zo mooi pleegt aan te duiden.
8) Vrij naar het Hawthorne onderzoek begin deze eeuw. Men onderzocht of bepaalde verbeteringen in de arbeidsomstandigheden, -meer licht met name-, een positief effect had op de arbeidsproductiviteit. Zowel meer verlichting als minder leidde tot hogere productiviteit. De verhoging bleek te danken aan de belangstelling voor de mensen die “onvermijdelijk” uitging van het onderzoek.
9) Zie voor een sterk voorbeeld “Antwoord aan John Lewis” van de verschrikkelijke Louis Althusser.
10) Voor wat mijzelf betreft: mijn vader heette Joop maar bijna iedereen kende hem als Toon. Als verklaring daarvoor gaf hij altijd een grapje. De werkelijke reden was echter dat de werkgever van mijn opa hem opdracht had gegeven zijn zoon Toon te noemen ! Voor mij is het zodoende eenvoudig onmogelijk om te doen alsof klassentegenstellingen louter verzinsels zijn van communistische putschisten.
11) Nadat ik bij Wöltgens gelezen heb dat de econoom North zelfs de afschaffing van de slavernij als marktverstoring beschrijft, ben ik echter nergens meer zeker van.
12) De getallen over de bijdrage van het vliegverkeer aan de bedreiging van het milieu zijn echt schokkend. Volgens milieudefensie zal over 12 jaar het aandeel van Schiphol in de uitstoot van CO2 gestegen zijn naar ruim 10% en van de Nox uitstoot zelfs ca 50%.
13) De richting van de technologische ontwikkeling is volgens mij ook een uitdrukking van de oververtegenwoordiging van mannen in natuurwetenschappelijk en technologisch onderzoek.  

Frans Groenendijk,  15-08-2011          

Reacties
# 1
trias politica:

Frans, zo ken ik je weer, bescheiden als altijd. Wat jij 'een stukje' noemt blijkt een uitvoerig essay ! Wederom mijn waardering voor je analytisch vermogen en je integriteit. Inderdaad, what's new ? De namen. Voor de rest ? Het blijft een opmerkelijke constatering dat mensen, die zich geroepen voelen tot het politieke 'vak' er voortdurend verrassend goed in slagen om achter de feiten aan te blijven lopen en een visie entameren, die niet verder reikt dan bij wijze van spreken de eerstvolgende werkdag. Slechts bij een Fortuyn had ik het gevoel dat werkelijke betrokkenheid bij het wel en wee van dit land de ultieme motivatie vormde om zich te storten in de slangenkuil van politiek Den Haag. Het resultaat kennen we. De goede man werd vermoord.

15-aug 2011 ,  09:10
# 2
R. Hartman:

Met dit stuk is zoveel mis dat het bijna een boek vergt om alle misvattingen stuk voor stuk te weerleggen. Dat ga ik dus ook maar niet doen; alle misvattingen komen voort uit een collectivistische benadering van 'de markt', in plaats van uit het besef wat 'de markt' werkelijk is: de vrijwillige interactie tussen individuen om tot een transactie te komen waarvan beide partijen, aanbieder en afnemer, beter worden.

In een dergelijke transactie heeft een derde geen enkel recht van inmenging. Stelt u zich eens voor dat u naar de bakker gaat om een brood te kopen, en dat ik mij ermee ga bemoeien wat voor brood die bakker wel of niet mag bakken, of welk brood u wel of niet zou mogen kopen. Of dat ik u toesta een brood naar eigen keuze te kopen, maar wel graag 6% of 19% commissie wens te ontvangen? Absurd, nietwaar? Waarom is het dan ineens niet absurd als niet ik, maar een politicus datzelfde doet?

De 'vrije markt' zoals die in 'de ideologie' wordt beschreven (Oostenrijkse school) bestaat niet, en wat in de wereld voor 'de markt' en 'marktwerking' doorgaat heeft helemaal niets met de vrije markt te maken.

Nooit gedacht op deze site nog eens een verdediging van über geitenwollen sok Wöltgens aan te treffen, een politicus die, net als de meeste Nederlanders, inclusief de auteur van dit artikel, geen benul heeft wat de vrije markt is en hoe deze per definitie onverenigbaar is met enige vorm van politieke inmenging.

Ik herinner me nog een interview met Rutte op de staatsTV, waar hij een lans brak voor 'de vrije markt': "De vrije markt is erg belangrijk voor de economie en de welvaart, maar de vrije markt behoeft wel regulering; zonder regulering kan de vrije markt niet bestaan." Hoe krijg je het uitgesproken, wat is er nog vrij aan een gereguleerde markt?

Wie even kijkt naar die delen van de huidige markten (met dank aan overheidsbemoeienis zijn er inderdaad meerdere, die geen van alle vrij zijn; er is maar één vrije markt) ziet al snel dat overheden zich, in tegenstelling tot wat de auteur propageert, verre van productie dienen te houden: daar waar de minste overheidsbemoeienis plaatsvindt is de kwaliteit/prijs verhouding van de producten het hoogst.

Ik raad de auteur met klem aan om eens kennis te nemen van 'Economics in One Lesson' van Henry Hazlitt (http://www.fee.org/library/books/economics-in-one-lesson/):

"[...] the whole of economics can be reduced to a single lesson, and that lesson can be reduced to a single sentence. The art of economics consists in looking not merely at the immediate but at the longer effects of any act or policy; it consists in tracing the consequences of that policy not merely for one group but for all groups.

Nine-tenths of the economic fallacies that are working such dreadful harm in the world today are the result of ignoring this lesson. Those fallacies all stem from one of two central fallacies, or both: that of looking only at the immediate consequences of an act or proposal, and that of looking at the consequences only for a particular group to the neglect of other groups.
"

Wie meer wil weten over de Economie van de Oostenrijkse School: http://mises.org. Steekwoorden: Rothbard, Hoppe, Bastiat (niet uitputtend).

16-aug 2011 ,  07:06
# 3
Frans Groenendijk:

De reactie van R.Hartman -een pseudoniem heb ik begrepen- is tegelijkertijd amusant en angstaanjagend.
Amusant omdat het zo'n perfecte bevestiging vormt van de nieuwe titel van dit oude stuk van mijn hand. Mijn stuk gaat over de onvolkomenheid van economische theorieën. Die theorieën zijn nuttig maar je moet de theorie niet verwarren met de werkelijkheid. Vervolgens voer ik allerlei overwegingen op die direct ontleend zijn aan waarnemingen van en kennis over de werkelijkheid. En wat zegt Hartman? "Ik ga echt niet in hoor op allerlei waarnemingen over de complexe werkelijkheid. Mijn theorie, of eigenlijk niet mijn theorie, maar de theorie van een aantal schrijvers waar ik nu naar verwijs, die is geweldig. Je moet beginnen de werkelijkheid veel simpeler voor te stellen, dat zie je dat die theorie klopt".
Die theorie is zo geweldig dat op geen enkel argument, geen enkele overweging hoeft te worden ingegaan. Hij schrijft het letterlijk: "..zoveel mis dat het bijna een boek vergt om alle misvattingen stuk voor stuk te weerleggen. Dat ga ik dus ook maar niet doen"
Angstaanjagend vanwege de grenzeloze arrogantie die uit deze manier van reageren blijkt: Groenendijk en Wöltgens zijn niet onder de indruk van de prachtige abstracte waarheden uit de marktfundamentalistische theorie en deugen dus niet. In dat stramien past dat je dan ook op de man gaat spelen: zelfs de voorkeur voor een bepaald soort sokken die hij bij de heer Wöltgens geconstateerd heeft, wordt nu als 'argument' aangevoerd.
Eigenlijk zegt Hartman: ik ben zo geweldig dat het niet nodig is om in te gaan op datgene wat door Groenendijk naar voren wordt gebracht.
Tsja, en daar moet ik dan op reageren?
Een duivels dilemma noemde ik dat al in mijn beschouwing 'De psychopaten en de ideologische strijd', dat ik op 28-7 schreef naar aanleiding van de massamoord in Noorwegen.
Ik kies een tussenweg en maak nog twee opmerkingen.
Hartman komt met een hele serie leestips. Bij diezelfde beschouwing over Breivik had ik al aangegeven dat ik binnenkort zal komen met opmerkingen over de 'Oostenrijkse school' aan de hand van het boek "The tragedy of the Euro", ook uitgegeven door het von Mises instituut. Ik verklap alvast dat mijn bespreking zowel lof als kritiek zal bevatten.
De eerste tip van Hartman is in deze context hilarisch. Volgens Henry Hazlitt "[...] the whole of economics can be reduced to a single lesson, and that lesson can be reduced to a single sentence".
Dat is handig: dan kan ik dus volstaan met die regel te lezen, te doorgronden wat daarin staat en daarop reageren.
Dit is de zin: "The art of economics consists in looking not merely at the immediate but at the longer effects of any act or policy; it consists in tracing the consequences of that policy not merely for one group but for all groups".
Een mooie zin die veel waarheid bevat, wijsheid zelfs. Wanneer hij echter als een soort 'ultieme waarheid' wordt gehanteerd, een kader waarbinnen alle denken moet worden, leidt dat tot iets dat nog erger is dan de vreselijkste vormen van collectivisme die we kennen van het communisme.
Ik licht dat toe aan de hand van de economische omstandigheden van mijn eigen jeugd.
Mijn vader werkte zich tot enkele jaren voor zijn dood een slag in de rondte. Door zijn houding en activiteiten was hij als magazijnbediende voor het bedrijf waar hij meer dan 25 jaar bij werkte goud waard voor de sfeer en daarmee voor de productie. Bij zijn 25-jarig jubileum werd hij dan ook uitgebreider in het zonnetje gezet dan zijn mede-jubilarissen. Toch ontving hij nooit meer dan het wettelijke minimumloon. Mijn jeugd was zeer armoedig maar van honger was geen sprake en dankzij 'collectivismen' als het ziekenfonds, vaccinaties en dergelijke werd mijn gezondheid niet bedreigd door de armoede. De marktfundamentalisten kunnen haarfijn aantonen dat een minimumloon en overheidsbemoeienis met de gezondheidszorg 'niet deugt'. Bij dat aantonen horen zeer degelijke theoretische argumenten. Een te hoog minimumloon is op de lange duur funest. Voor te veel overheidsbemoeienis met de gezondsheidszorg geldt hetzelfde. Op basis van simplistische zwart-wit beschouwingen over de uitwerking van wel of geen minimumloon in plaats van over de hoogte ervan op de productie van de samenleving als geheel en op de lange termijn, hoe collectivistisch wil je het hebben?, maken marktfundamentalisten hun keuzes. Aan het toenmalige minimumloon en de toenmalige overheidsbemoeienis met de gezondheidszorg heb ik echter veel te danken. Mogelijk mijn leven.
Ik heb weinig hoop dat mijn argumenten Hartman zelf zullen raken. Misschien wel enkele meelezers.

16-aug 2011 ,  10:36
# 4
Maarten:

Is de NEP (Lenin 1921) niet een combinatie van 'vrije markt' en collectivisme?
Bepaalde sectoren stevig in overheidshanden (spiegelbeeldig aan deze tijd waarin banken de overheid EU in handen hebben, ze zijn te groot om 'om te vallen') en andere na belastingheffing, in natura toen soms (voedsel), in geld nu, recht op een 'vrije' markt. Belasting in die zin is te zien als een soort tol om deel te mogen nemen aan een markt. Dat is overigens niet ongewoon, wie op een braderie wil staan moet standplaatsgeld betalen.

16-aug 2011 ,  11:51
# 5
R. Hartman:

Groenendijk,
Wat kunt u toch slecht lezen. Ik geef aan dat ik niet al die misvattingen in dat ellenlange stuk ga weerleggen omdat die dezelfde grootste gemene deler hebben: collectivisme. En vervolgens leg ik uit wat er mis is met die collectivistische benadering.

Daar gaat u dan ook maar zorgvuldig aan voorbij, want het voorbeeld van de bakker en de bemoeienis van een derde met die transactie kan door een kind van vier begrepen worden, en dat is de basis van de vrije markt: die derde heeft er geen bal mee te maken. Helaas haalt die korte alinea uw hele betoog onderuit, reden om hem maar te negeren. Net als mijn verwijzing naar de oliedomme uitlatingen van Rutte.

Ik zeg dus helemaal niet: "Ik ben geweldig", maar: "Het is zo simpel dat een kind van 4 dat kan snappen". Ik ben maar een boodschapper, met een hele simpele boodschap: vrijwilligheid en afwezigheid van agressie is de enige manier om een samenleving moreel en in welvaart te laten leven. Vrije keuze, eigen verantwoordelijkheid voor die keuze en de daaruit voortvloeiende consequenties, en geen initiatie van geweld. De enig toegestane dwang is die ter nakoming van vrijwillig contractueel aangegane verplichtingen. Zonder bemoeienis van derden dus.

De socialist Wöltgens is voor dwang, voor het reguleren van 'de markt', naar zijn arbitraire ideeën, en omdat deze geitenwollensok kennelijk zo geweldig is dat zijn ideeën dat ook zijn en dus uitgevoerd moeten schuwt hij er niet voor geweld te gebruiken tegen hen die zijn ideeën niet zijn zitten: middels overheidsregulering worden ook zij gedwongen aan die ideeën onderworpen.

En Groenendijk kan zich daar prima in vinden. Hij vindt vrijwillige interactie als basis van de vrije markt zelfs 'hilarisch'. Als individuele vrijwilligheid van handelen erger wordt gevonden dan collectivisme en communisme is er iets ernstig mis met de perceptie van de werkelijkheid.

Groenendijk voelt zich aangevallen en heeft geen weerwoord. Een kat in het nauw maakt rare sprongen. Maar wie werkelijk geen benul heeft van wat de vrije markt is, een werkelijk vrije markt zonder dwang van buitenstaanders, moet niet proberen daar een verhandeling over te schrijven. Zelfs die in één zin vervatte ene les blijft onbegrepen. Mischien dat het boek daarom ook iets meer behelst dan die ene zin, zoals uitleg en toelichting, dat het begrip voor die zin doet ontstaan.

Minimumloon is een gedrocht, een uiting van dwang. Evenals ontslagbescherming. Beiden zijn ontsproten aan de socialistische illusie dat iemand 'recht' heeft op werk, zodat een ander (altijd een ander) gedwongen mag worden dat werk te verschaffen. Wie vindt dat hij meer waard is dan hij verdient mag het bij een concurrent proberen, of voor zichzelf beginnen. Werk is geen recht, maar in een werkelijk vrije maatschappij is alle werkloosheid vrijwillig.

Overigens ontgaat mij de relevantie van het wel of niet onder pseudoniem reageren mijnerzijds met betrekking tot mijn betoog. Had die opmerking een doel?

16-aug 2011 ,  05:37
# 6
R. Hartman:

@Maarten
"Dat is overigens niet ongewoon, wie op een braderie wil staan moet standplaatsgeld betalen."
Dat dat 'gewoon' is, wil dat ook zeggen dat dat correct is? Aan wie wordt dat standplaatsgeld betaald? Aan de bewoner van het pand voor wiens deur hij staat? Aan degene die er daadwerkelijk overlast van ondervindt?

Nee. Aan de gemeente. Op basis waarvan? Op basis van macht. Gewoon, omdat het kan. De standhouder begint al met een negatief saldo, nog voordat de dag begonnen is. En daar is geen enkele geldige reden voor. Bemoeienis van derden, die geen enkel belang hebben bij de transacties tussen de standhouder en zijn potentiële klanten. Behalve dan het afromen van de winst, die nog niet eens gerealiseerd is.

16-aug 2011 ,  06:26
# 7
Frans Groenendijk:

@Hartman Een zinnig gesprek tussen u en mij is ondenkbaar. De medelezers kunnen uit deze langs elkaar heen gestuurde stukken tekst wel opmaken waar dat aan ligt. @Maarten Het klinkt misschien flauw maar afgezien van de Papoeas en wat andere 'inheemse volken', de fantasiewereld van communisten en types als Hartman en landen als Somalië, is en was er al heel lang sprake van zo'n combinatie.
Ik weet niet zeker of ik je verwijzing naar dat communistische NEP goed interpreteer. Voor alle duidelijkheid: ik ben fel tegenstander van het idee dat 'bepaalde sectoren stevig in overheidshanden' zouden moeten liggen, met uitzondering van zaken die met het geweldsmonopolie te maken hebben.

16-aug 2011 ,  06:50
# 8
R. Hartman:

Groenendijk
"Nog wat meer dan bij andere stukken kijk ik uit naar reacties."
Die blijven helaas nogal uit, en als u weerwoord krijgt met voorbeelden en concrete vragen gaat u daar, ook bij herhaling, maar niet op in. Misschien zit daar een verband tussen.

Het heeft geen zin op deze site te reageren, tenzij misschien als men het met u eens is: het consensus model. Uw weigering om een inhoudelijke discussie te voeren spreekt boekdelen. 'Een zinnig gesprek tussen u en mij is ondenkbaar'. Mooie dooddoener. Inhoud ontbreekt. Het is inderdaad maar te hopen dat 'de medelezers' dit ook zullen onderkennen.

Ik speel niet op de man, als ik dat zou willen geeft u daar gelegenheid genoeg voor, maar dat bederft het debat. Mijn aanduiding van Wöltgens geeft slechts kernachtig aan wat ik van de man vindt, zodat dat voor 'de medelezers' ook duidelijk is. Dat is niet op de man spelen; ik ben niet met hem in debat, maar met u.

U daarentegen sneert wel: u zinspeelt volkomen irrelevant op een mogelijk pseudoniem, en heeft het over 'types als Hartman'.

Mag ik concluderen dat als ik naast u bij de bakker sta en mij ga bemoeien met uw brood-aankoop u niet boos wordt maar gedwee mijn inmenging accepteert? Waarom denk ik nu toch van niet?

16-aug 2011 ,  08:13
# 9
Frans Groenendijk:

Ik probeer het nog een keer op een iets andere manier, ben toch een klein beetje leraar gebleven en uw manier van redeneren doet me een beetje denken aan dat van een bepaalde leerling uit een vierde klas Havo.
In mijn eerste reactie schreef ik iets over mezelf, over mijn leven en gezondheid. Zo formuleerde ik dat: "Aan het toenmalige minimumloon en de toenmalige overheidsbemoeienis met de gezondheidszorg heb ik echter veel te danken. Mogelijk mijn leven."
Zonder enige emotie reageerde u daarop met een herhaling van wat voor u een heel belangrijke waarheid is in discussies die u voert: Minimumloon is een gedrocht, een uiting van dwang.
Mensen die zo sentimenteel zijn als ik, en die zijn er erg veel kan ik u verzekeren, leggen een verband tussen die twee uitspraken. Misschien kunt u beter begrijpen wat ik bedoel wanneer ik mijn uitspraak een tikje overdrijf. Dat ga ik nu doen, hier komt de uitspraak die is overdreven om u in een inkijkje te geven in de denkwereld van sentimentele mensen, hij is dus niet bedoeld als nauwkeurige beschrijving van de waarheid: "Ik heb mijn leven te danken aan het minimumloon". Ik doe zo'n uitspraak en dan krijg ik als reactie "Minimumloon is een gedrocht, een uiting van dwang." Bij sentimentele mensen komt zo'n uitspraak in een context al deze over als een oordeel; het oordeel "of u leeft of niet is van geen belang" en dat vinden ze niet fijn. U zegt indirect ook iets lelijks over mijn vader. Dat vinden sentimentele mensen nooit fijn en dat wordt als nog akeliger ervaren door ze wanneer de betreffende vader een werkelijk fantastisch mens was.
PS: de uitnodiging tot reageren was niet aan u gericht. Uit uw uitspraken (op A7) over de dode kinderen in Utoya had ik al de indruk over gehouden dat u niet prettig in de omgang bent. Wanneer ik in de toekomst hier ooit nog eens een uitspraak zou doen die hier op lijkt dan is die ook niet voor u bedoeld.

16-aug 2011 ,  08:59
# 10
R. Hartman:

Greoenendijk
Dat uw uitnodiging tot reageren niet aan mij gericht was had ik zelf al genoteerd: u bent een consensusblogger, die een hekel heeft aan afwijkende meningen, en vooral aan rationaliteit. Toch kan een morele samenleving alleen daarop gebaseerd zijn; emoties hebben voor iedereen een andere lading en zijn per definitie subjectief

Dat u 'uw leven te danken' zou hebben aan dwang jegens werkgevers maakt die dwang niet ineens moreel superieur. Het toont slechts aan dat u niet out-of-the-box kunt denken, en dat uw opvattingen over goed en slecht uitsluitend gerelateerd zijn aan uw eigen te behalen voordeel: voordelig is goed, nadelig is slecht. Zo werkt het niet in de grote mensen wereld, althans, zo zou het niet mogen werken.

"Als alles relatief is is kannibalisme slechts een kwestie van smaak". Nietwaar? Uw morele kompas heeft een grote beurt nodig.

Als u al zonodig een staat op collectivistische grondslag wilt runnen zal de basis daarvoor nooit emotioneel mogen zijn. Want dan is elke andersdenkende de vijand, die met geweld (het monopolie van de staat) bestreden dient te worden.

Mensen die vanuit hun persoonlijke emotie anderen menen te mogen dwingen naar hun pijpen te dansen zijn inderdaad zeer onprettige mensen om mee om te gaan. En door hen worden degenen die hen dat genoegen ontzeggen, zoals ik, inderdaad eveneens als 'onprettig in de omgang' ervaren. Ongemakkelijke waarheden zijn immers nooit prettig?

Uw emotionele basis verklaart ook waarom u weigert op rationele argumenten in te gaan: emotie heeft nogal de neiging de ratio te smoren. Ik hoop toch dat uw anti-jihad inspanningen niet louter emotioneel gefundeerd zijn, zonder enige rationele onderbouwing. Of mag het daar wel?

Ik zou nog iets over uw opvattingen in combinatie met uw leraarschap binnen het staatsonderwijs kunnen zeggen, maar dat doe ik maar niet. Dat vindt u vast weer 'op de man', hoewel u er zelf over begint.

Ondertussen draait u nog steeds om de hete brij heen, en volhardt in uw weigering op mijn vragen in te gaan. Maar goed, het was dan ook niet de bedoeling dat ik zou reageren. Hier laat ik het dus maar bij.

Gegroet, en een prettige avond nog.

PS: Misschien had u een banner aan de site kunnen toevoegen: "Reacties gewenst, maar niet van R. Hartman"
Dat had misverstanden voorkomen. Hoeft nu niet meer; de boodschap is duidelijk.

16-aug 2011 ,  10:08
Reageren is niet mogelijk op dit bericht.