Naam:  Wachtwoord:   Ingelogd blijven? Wachtwoord kwijt? (Waarom) Registreren
 
          
                         
Dit is het archief van Islamofobie.nl
Sinds juli 2014 verschijnen hier geen nieuwe stukken meer. De artikelen worden *) heringedeeld in acht categorieën: zie de knoppen links. Met uitzondering van de categorie 'Islam(itische ideologie)' is de indeling nu niet meer naar thema, maar naar aard van de stukken. Vier jaar lang lag het hoofdaccent op het voeren van de noodzakelijke ideologische strijd: zie het motto hierboven. In de komende jaren zal ik (initiatiefnemer en belangrijkste leverancier van teksten voor islamofobie.nl) me meer richten op de noodzakelijke politieke strijd. In termen van deze indeling: veel meer nadruk op Voorstellen, Politieke organisatie en iets meer op Opinie. LEES VERDER »
 
 
Ongenoegen in het CDA
24 kanttekeningen bij het verzet vanuit het CDA tegen het kabinet

Eind Augustus 2010 (28/8’10) hebben ondermeer Cees Veerman, Herman Wijffels, Tineke Lodders, Hanja Maij-Weggen, Bert de Vries en Frans Andriessen zich in de publiciteit begeven om de vorming van een VVD/CDA kabinet met gedoogsteun van de PVV te stoppen. Na achteraf is gebleken zonder veel succes. Het kabinet is er gekomen, maar van de gevreesde omslag in het overheidsbeleid hebben we tot nu toe niet veel gezien. Het is het bekende verhaal, de uithangborden zijn gewisseld maar de winkel is hetzelfde gebleven. De departementen worden bevolkt door dezelfde ambtenaren en die zetten hun oude beleid voort.
Veerman dreigde in de krant en voor de TV met een splitsing van de partij als het CDA haar middenpositie in het politieke landschap zou verlaten. Dat zag hij als het onvermijdelijke gevolg van het uitgesproken rechtse kabinet dat er nu in de maak was. Hij wees erop dat Nederland haar positie in de internationale gemeenschap met het voorgenomen kabinet in gevaar bracht. Maar bovenal vond hij het moreel ontoelaatbaar dat het CDA zich op welke wijze dan ook zou encanailleren met de PVV. Dat vindt hij een partij die een grote groep mensen apart wenst te zetten in de samenleving, te weten de allochtonen in het algemeen en de moslims in het bijzonder.
Deze poging van een stel oudgedienden van het CDA was een ruk naar links in de partij en een desavouering van vier kabinetten Balkenende. Achteraf gezien was het allemaal veel lawaai om niets. We hebben het rechtse beleid niet wat we wel zouden horen te hebben.
Maar over het protest van de oude garde kan wel het volgende worden opgemerkt.
»
1. Veerman c.s. en vooral natuurlijk Ruud Lubbers vormen de generatie politici die ons met het allochtonenprobleem heeft opgescheept. Zij en hun generatiegenoten Kok, Van Agt, e.t.q. hebben met de armen over elkaar staan toekijken hoe een groep van nog geen zestig duizend gastarbeiders via vaak frauduleuze familieherenigingen en asielprocedures uitgroeide tot 1.880.000 niet westerse allochtonen[1]. Van de westerse allochtonen die we hier niet meetellen is een onbekend aantal Oost Europees maar komen de overigen uit de oude EU landen of uit de Angelsaksische landen van overzee. Van de niet westerse allochtonen is 353.000 Marokkaans en 387.000 Turks. Daarnaast behoort nog een onbekend aantal niet als zodanig geregistreerde inwoners van Nederland tot de Turkse en Marokkaanse gemeenschap. Over dit onderwerp heeft Janny Groen aan de Forumdirecteur Sadik Harchaoui een voortreffelijk interview afgenomen ( Volkskrant 30/8/10) waaruit Veerman c.s. interessante nieuwe kennis zouden kunnen opdoen over het probleem dat Wilders aan de orde stelt en dat zij wegwuiven. Met name dat het probleem niet alleen zit bij het ongecontroleerd toelaten van te veel vreemdelingen in te korte tijd, maar vooral ook in het volkomen inadequaat reageren op de distorties in de samenleving die dat veroorzaakt heeft. Een probleem blijft een probleem ook al weigert een politiek correct establishment om het een naam te geven.
2. In totaal zijn er nu 3,4 miljoen geregistreerde allochtonen. 20 Procent van de niet westerse allochtonen heeft een uitkering en hun aandeel in de misdaadstatistieken en in de publieke overlast is indrukwekkend. Dit alles is een probleem voor de allochtonen zelf en voor de Nederlanders die er dagelijks en rechtstreeks mee te maken en hebben. Veerman en de andere ondertekenaars van zijn brief horen in geen van de twee categorieën thuis.
3. Wie tot de aanslag op de Twin Towers in 2001 kritiek had op dit beleid werd door de achterban van Veerman en Weisglas voor een racist uitgemaakt. Pas toen door mensen uit eigen kring zoals de VVD-er Bolkestein en de PvdA-er Scheffer, ongerustheid werd uitgesproken werd het probleem bespreekbaar, maar wie meende dat ook de groep Nederlanders die slachtoffer van het beleid geweest was nu recht van spreken kreeg vergist zich. Er zijn mensen die de laatste jaren geprotesteerd hebben, omdat ze uit hun wijken werden verdreven, achter gesteld werden bij het toewijzen van woningen, beroofd werden in de tram, in elkaar geslagen omdat ze homo waren of uitgescholden omdat hun kleding de nieuwe landgenoten niet aanstond. Wanneer zij om die reden op Wilders stemmen, gelden ze nog steeds als racistisch en moeten zij zich de kritiek van politici en andere politiek correcte landgenoten laten welgevallen. Bedrijven die bepaalde wijken gemeden hadden omdat hun medewerkers er zich niet veilig konden bewegen werden door een quasi rechtscollege, de commissie gelijke behandeling, aan de schandpaal genageld wegens rassendiscriminatie en schikten zich.
4. Het zou niemand moeten verbazen dat de mensen die het slachtoffer werden van het gebrek aan beleid en anderen die met de slachtoffers sympathiseren nu op de PVV stemmen, zoals zij eerder stemden op Pim Fortuyn. Als men daar hier of in het buitenland bezwaar tegen maakt, dan heeft men hier en in het buitenland een plank voor het hoofd. Het gaat om een groep van anderhalf miljoen Nederlanders en het zouden er bij een volgende verkiezing zo maar twee keer zo veel kunnen worden. Ze horen voor een belangrijk deel tot de oude doelgroep van PvdA en CDA, te weten de bewoners van de oude wijken en mensen die het in het algemeen niet gemakkelijk hebben. Ze worden, vinden ze, door Veerman c.s. slecht behandeld en ze hebben in mijn ogen recht van spreken.
5. De mensen die tijdens de formatie van het kabinet Rutte het CDA dreigden te verlaten menen dat de 1,8 miljoen niet westerse allochtonen in dit land bang zijn voor de Wildersaanhang en dat zij zich door het CDA oude stijl beschermd weten, maar ze vergissen zich. Ook de allochtonen lijden onder het chaotische immigratie- en integratiebeleid dat we gevoerd hebben. De do-gooders, de mensen uit het CDA die tijdens de formatie aan alle kanten brieven stuurden en dreigementen uitten aan hun eigen fractie, worden ook door de allochtonen gezien als de verantwoordelijken voor de tweedeling die er nu in Nederland aan het ontstaan is. Lees het interview van Harchaoui. Wilders is geen oorzaak. Wilders is een gevolg. Als hij morgen van het politieke toneel zou verdwijnen staat er overmorgen iemand anders klaar. Maar Veerman en al die anderen die met de ogen en oren dicht decennia lang een multiculturele samenleving hebben bepleit zonder er voor te zorgen dat het ook een samenleving werd, die zijn verantwoordelijk en ze weten het niet eens.
6. Veerman klaagt dat het CDA haar positie in het midden van het politieke spectrum dreigt te verlaten. Toen de PvdA het kabinet aan het begin vorig jaar liet vallen bevond het CDA zich nog aan de linkerkant van dat spectrum. Men zou zich kunnen voorstellen dat een kabinetsperiode met de VVD nodig zou zijn om het evenwicht weer te herstellen. Maar afgezien daarvan,vanaf de tweede wereldoorlog is het politieke beleid in Nederland progressief geweest. Progressief, dat wil in hoofdzaak zeggen het beleid van een overheid die zich verantwoordelijk voelt voor de minder bedeelden hier en elders in de wereld. Dat beleid kon worden gevoerd zonder dat men zich er ooit om bekommerde dat de uitwerking vaak het omgekeerde is geweest van wat de spindokters in Den Haag beweerden.
7. Het boek van Dambisa Moyo ‘Dead aid’, toonde aan wat we al langer vermoedden, dat de ontwikkelingshulp niet werkt zoals zij is bedoeld, maar dat overal waar hulp op grote schaal wordt gegeven de corruptie wordt bevorderd en de democratie ondermijnt. De tweedeling in het onderwijs die Van Kemenade wilde voorkomen toen die tweedeling er nog helemaal niet was hebben we als gevolg van zijn beleid gekregen. Dat concludeerde de PvdA’er Dijsselbloem na zijn enquête en dat had eerder ook al Dr. Prick in zijn boek Drammen, Dreigen, Draaien geconstateerd.
8. Er is een hele reeks andere voorbeelden te noemen waar het beleid van de PvdA en haar CDA bondgenoten te kort is geschoten. Die protestpartij van Wilders waar ze zich zo over opwonden hadden hebben ze zelf in het leven geroepen en over hun krokodillentranen zouden ze zich moeten schamen. Dat Veerman zich er in het openbaar op beroemde dat hij en zijn tijdgenoten veel gedaan hebben voor het land was een gotspe. In zijn tijd is de klasse van politici ontstaan die politiek niet meer zien als een publieke plicht maar als een stap in een goedbetaalde bestuurlijke en ambtelijke carrière. Tot die categorie hoort Veerman zelf wel niet en Herman Wijffels evenmin, maar al die andere ondertekenaars doen het wel. Het past hun slecht om zich publiekelijk op hun politieke verleden in dienst van de publieke zaak te laten voorstaan. Zo goed gaat het Nederland en Europa niet en zo slecht betaald was hun carrière niet. Als zij meenden dat Wilders onze reputatie in gevaar brengt dan hoorden ze in de spiegel te kijken in plaats van een bevolkingsgroep te beledigen die er in elk geval geen schuld aan heeft dat er zoveel misgelopen is.
9. Als die oude garde mocht vinden dat ik niet concreet genoeg ben, dan zal ik genoegen meer in de details gaan. Met wat er fout gegaan is bedoel ik in de eerste plaats de teloorgang van het onderwijs, waar verschillende van de critici van dat moment rechtstreeks voor verantwoordelijk zijn geweest. Dat was een massale misser. Maar ook met de zorg gaat het slecht en ons strafrecht is nodig aan een grootscheepse herziening toe. De misdaadbestrijding is voor een belangrijk deel symboolpolitiek. Nederland is een vrijplaats voor internationale criminelen. De bestuurlijke organisatie van het land laat veel te wensen over.
10. Wanneer er in de politiek een verkeerde oplossing wordt gevonden voor een belangrijk maatschappelijk probleem, dan betekent dat vaak dat we een generatie lang met de brokken blijven zitten. Dat is erger dan geen oplossing. Is er immers geen oplossing dan kun je nog wachten tot het probleem zo dringend wordt dat het alsnog aan de orde wordt gesteld. Dat laatste gebeurt niet als het eenmaal verkeerd is aangepakt. Dan is er teveel in geïnvesteerd en is het probleem een tijd lang onbespreekbaar voor het opnieuw kan worden geagendeerd. Dat was het geval met het onderwijs.
11. De inrichting van het hoger onderwijs, zoals dat er in de zestiger jaren bij stond, deugde niet meer. De democratisering, die toen werd geïntroduceerd als de oplossing voor het probleem van universiteiten, was de verkeerde oplossing. De toestroom was een gevolg van de naoorlogse geboortegolf en van de toegenomen welvaart. Dat probleem had de overheid al jaren van te voren kunnen zien aankomen. Ze werd er volkomen door verrast. De studenten kwamen voor een deel uit andere milieus dan in eerdere jaren. Ze hadden minder intellectuele bagage dan vroegere generaties en waren in veel van wat er werd aangeboden op de universiteit niet geïnteresseerd. Ook de afstandelijke manier waarop de stof werd gedoceerd paste hun niet. Ze kwamen niet voor de wetenschap. Ze wilden een goede baan en wel zo snel mogelijk. Toen de universiteiten zelf op de discrepantie tussen aanbod en vraag te lauw reageerden en ook de overheid niet ingreep volgde er opstand. De democratisering die als een golf over de instellingen van hoger onderwijs heen spoelde werd na verloop van tijd door de wetgever in instituties vastgelegd. Studenten en schoonmakers bepaalden een tijd lang de inrichting van de studie. Toen de resultaten daarvan onbevredigend bleken volgden nieuwe wijzigingen die in hoofdzaak tot grotere bureaucratisering en tot een steeds verder afnemende efficiency leidden.
12. Had de overheid in de zestiger jaren maar een bachelors systeem ingevoerd ongeveer zoals het nu bestaat en had zij dat nieuwe systeem maar ingevoerd onder bestendiging van bestaande universitaire opleiding die dan voortaan mastersopleiding had kunnen worden genoemd, dan had men daarmee al die studenten nieuwe stijl de gewenste academische titel kunnen verschaffen. Tegelijkertijd had de samenleving zich veel onnodige uitgaven kunnen besparen. Het peil van kennis en vaardigheden van de afgestudeerde masters zou een generatie lang een stuk hoger zijn geweest. Dat was de betere oplossing geweest, maar die kon niet meer toen men eenmaal de weg van de democratisering was ingeslagen.
13. Het probleem van het voortgezet onderwijs was nog veel moeilijker dan het eerdere probleem van het hogere onderwijs. Leo Prick, de onderwijskundige van de NRC, heeft er een boek aan gewijd met de misschien wat ongelukkige titel ‘Drammen Dreigen Draaien’. Het is mogelijk dat het vanwege die titel minder aandacht heeft gekregen dan het verdiende, want wat er misgegaan is in het voortgezet onderwijs wordt er haarfijn uiteengezet. Hij legt uit hoe het probleem ontstaan is, hoe serieus het is en hoe lang het zal duren voor het ooit weer in orde komt met het onderwijs. De leraren, de systemen en de opleidingen van de leraren die men voor goed onderwijs nodig heeft, ze zijn er allemaal niet meer en voor we dat allemaal weer terug hebben, dat kan decennia duren. Het probleem is bovendien niet oplosbaar zo lang de bestaande deskundigen van het “veld’ op hun plek blijven zitten. De adviesraden, het ministerie van onderwijs, de onderwijsvakbonden, de besturen van scholen, een flink deel van het lerarenbestand, ze vormen allemaal hinderpalen op weg naar verbetering. Een nieuw onderwijs zal nodig blijken naast het bestaande, met nieuwe universitaire lerarenopleidingen, nieuwe salarisschalen op het niveau van hogere ambtenaren, nieuwe leermiddelen- of desnoods de oude van een generatie geleden – nieuwe en kleinere scholen, geen onderwijsmanagers, maar deskundige inspecties, dat lijken allemaal noodzakelijke maatregelen om over een of misschien wel twee generaties weer goed werkend onderwijs te hebben. Naarmate het nieuwe systeem groeit kan het oude worden afgeschaft, maar de generatie die nu naar school gaat zal het meer van het internet moeten hebben en van een enkele toevallig nog aanwezige goede leraar dan van het systeem, als ze wat willen leren.
14. In het boek van Prick wordt grondig afgerekend met dertig jaar onderwijsvernieuwing. Hij geeft de betrokken bewindslieden, met name de hoofdrolspelers Van Kemenade, Wallage en Deetman, in eerste instantie wat meer krediet dan zij doorgaans krijgen en legt veel van de verantwoordelijkheid voor de deconfiture bij de onderwijswereld zelf. Maar zijn kritiek richt zich vooral op de ambtenaren bij het departement en bij de andere sociologisch opgeleide beleidsmakers, die we nooit op de TV zien. Hij legt de eindverantwoordelijkheid per saldo wel waar die hoort: bij de politiek in haar algemeenheid, bij links zowel als bij het CDA, die het beide in zijn ogen hebben laten afweten. Hij verwijt het de fracties en het onderwijsveld, waarvan de deskundigen van de fracties deel uitmaakten. De bewindslieden waren niet zelf de bedenkers van alles wat er mis ging, maar ze hadden het horen tegen te houden.
15. De invoering van de basisvorming door Wallage,die nu voorzitter is van de Raad voor het Openbaar Bestuur, is een schoolvoorbeeld van slechte en ineffectieve wetgeving. Daar gaat Prick uitvoerig en met gepaste verontwaardiging op in. Hij laat zien hoe en waarom die wet niet kon slagen. Van onderwijs had Wallage geen verstand, zei hij ooit zelf, maar van politiek des te meer. Zijn departement had blijkbaar verstand van geen van beide. Zijn ambtenaren hadden hem moeten vertellen dat wat hij wilde niet mogelijk was en dat er niet voor niets massale weerstand bestond bij veel onderwijsmensen uit de praktijk, die toch in meerderheid het zelfde politieke geloof aanhingen als Wallage.
16. Van Kemenade’s eerdere inspanningen op het punt van de middenschool waren op niets uitgelopen en Wallage en Kok hadden besloten dat zoiets hun niet nog een keer mocht overkomen. Er waren vaste afspraken gemaakt in het regeerakkoord en daar hielden zij de coalitiepartners aan[2], ondanks de tegenstand die Wallage kreeg van alle geledingen in het onderwijs. Een verongelijkte PvdA drukte door terwijl iedere deskundige hun kon vertellen dat hetgeen afgesproken was in het regeerakkoord feitelijk onmogelijk was. In plaats van dat feitelijke gegeven te gebruiken om het CDA hier hun zin te geven en zelf te scoren op een ander punt, waar meer garen bij te spinnen viel, ging de PvdA halsstarrig op het ingeslagen pad door. De socialistische leider Kok, van wie men aan mag nemen dat hij intelligent genoeg is om te onderkennen dat dit niet goed kon gaan, draagt dus meer verantwoordelijkheid dan algemeen wordt aangenomen[3]. De coalitiepartners gaven per saldo de voorkeur aan de politieke werkelijkheid boven de werkelijkheid van het onderwijs en van de Nederlandse ouders en kinderen. Ze gaven Wallage zijn wetgevende zin. De onuitvoerbare wetgeving werd niet uitgevoerd maar wel ingevoerd en leverde zo haar bijdrage aan de ontregeling van het onderwijs die met Van Kemenade was aangevangen.
17. Het centrale politieke idee achter de mislukte middenschoolwetgeving van Van Kemenade en van de basisschoolwetgeving van Wallage was het tot stand brengen van een grotere gelijkheid van kennis, inkomen en macht in de samenleving. De grotere gelijkheid van inkomen en macht wilde men vooral bereiken door middel van een grotere gelijkheid van kennis[4].De middenschool was in Engeland bedacht als de oplossing voor een probleem dat in Nederland niet bestond, een maatschappelijke tweedeling in het onderwijs. In Engeland was vanouds het middelbaar onderwijs gereserveerd voor de middengroepen en het beroepsonderwijs voor de lagere. Van doorstroming van intellectueel begaafde leerlingen van lagere naar hogere typen van onderwijs was in Engeland nauwelijks sprake en dat continueerde een vanouds bestaande tweedeling in de samenleving. In Nederland had het onderwijs de mogelijkheid tot doorstroming wel, via de Mulo, later de Mavo, en er bestond binnen het onderwijs zelf vanouds grote aandacht voor het maatschappelijke doorstromingsprobleem. Kinderen konden dank zij het ingrijpen van de hoofden van lagere scholen in het algemeen in Nederland de opleiding krijgen die bij hun aanleg paste. Misschien gold dat in de provincie wel wat meer dan in de grote stad, maar in elk geval zagen ook in de stad de onderwijzers het als hun taak om de doorstroming te bevorderen. Er was op dit punt geen sprake van weerstand bij het onderwijs zelf.
18. Met haar ideologisch geïnspireerde hervormingen wilde de PvdA niet alleen de meer begaafden uit de arbeidersklasse maar iedereen, begaafd of niet, de kans geven om door te stromen. Dat onderste uit de kan werd het deksel op de neus. Niet alleen daalde het peil van het onderwijs schrikbarend. De onderwijshervorming, die naar haar bedoeling niet werd uitgevoerd en ook niet uitgevoerd kon worden, had tot gevolg dat de onderwijs-tweedeling die er voor die tijd niet was nu ook in Nederland werd ingevoerd. Precies het tegenovergestelde in feite van wat men had bedoeld.
19. De Tweede Kamer heeft het bij de behandeling van het ontwerp Wallage laten afweten. De NRC formuleerde het indertijd als volgt: “ Een spookachtig tafereel speelde zich deze week aan het Binnenhof af. In een lege zaal discussieert een handvol experts en jargonverslaafden over een onderwerp dat de vezels van de samenleving beroert en die samenleving wendt zich af… De noodlottige bulldozer van bureaucraten en belangen heeft na een half decennium overleggen en rapporteren een wetsontwerp basisvorming naar het parlement geschoven waarvoor iedereen wijkt”.
20. Prick laat zien hoe dat allemaal in zijn werk ging. Een van de eerste, nog door Van Kemenade ingevoerde, vernieuwing was de opleiding van leraren voor de middelbare school. Die opleiding was vanouds tweeledig geweest: een deel van de leraren kwam van de universiteit en de rest kwam in hoofdzaak uit andere typen van onderwijs door middel van MO aktes die meestal in avondstudie werden gehaald. Het academische niveau van de ene groep bepaalde de vaktechnische vereisten die werden gesteld aan de opleiding van de tweede. Dit systeem werd nu vervangen door een lerarenopleiding van een laag niveau dat door maatschappijopvattingen en niet door eisen van vaktechniek werd bepaald. Daardoor ontstond een instroom naar het onderwijs van nieuwe, vaktechnisch incompetente leraren, die geprogrammeerd waren op afbraak van het onderwijssysteem dat zij aantroffen. Binnen het departement en in de onderwijsraden en beleidscolleges werden aanhangers benoemd van de opvattingen van de minister. De op ideologische gronden doorgevoerde verlaging van het niveau van het onderwijs werd versterkt door een fenomeen dat daar op zich niet mee te maken had.
21. Scholen werden gefinancierd op basis van het aantal leerlingen. Tussen 1980 en 1990 nam het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs af met dertig procent. Een demografisch probleem[5], dat door overheid en politiek als een onderwijskundig probleem werd opgevat en waarvan de portee niet werd begrepen. De hoger gekwalificeerde scholen reageerden op de afname van het leerlingen aanbod door hun eisen te verlagen en de ouders maakten daarvan gebruik door hun kinderen te sturen naar het hoogste type school dat hen nog hebben wilde. De overheid die hier in had behoren te grijpen deed niets. Het gevolg was een leegloop bij het laagste niveau, de lbo.
22. Om een aantal redenen was er al een tendens naar vergroting van de scholen. Het paste in de middenschool gedachte en bij de bedreigde werkgelegenheid op de lbo’s om de nieuwe vergrote scholengemeenschappen te dwingen om de zieltogende lbo scholen op te nemen. Dat gebeurde ook. Alle leerlingen van de scholengemeenschappen van gymnasium tot lbo hoorden volgens de Wallage-wet een brugklas met hetzelfde basisonderwijs te krijgen, maar de inrichting en de tijdsduur van de brugklasopleiding werd aan de scholen zelf overgelaten. Het gevolg was dat de brugklas lbo vier jaar zou gaan duren, waardoor daar niemand meer aan de praktijkopleiding toe ging komen terwijl op de brugklas gymnasium gewoon gymnasiumonderwijs zou worden gegeven, zij het op lager niveau dan vroeger het geval was. De eerste consequentie van de wetsverandering was zo onaangenaam dat staatssecretaris Netelenbos besloot om de invoering van de brugklas met haar veertien algemene vakken voor de lbo-ers voorlopig uit te stellen. Maar de verlaging van het niveau van het gymnasium ging door.
23. De schuld van de mislukking werd door het departement bij de oudere leraren neergelegd die niet meekonden met al die vernieuwingen en niet in staat waren om de nieuwe en abstracte leerstof bij te brengen aan op de praktijk gerichte leerlingen van het oude lbo. Ten onrechte. De schuld lag bij een generatie politieke en bestuurlijke brokkenpiloten die meende dat de samenleving maakbaar is en dat het maken van een wet gelijk staat aan het veranderen van de samenleving.
24. Deze zelfde politici hebben op een reeks andere maatschappelijke terreinen soortgelijke ongelukken aangericht, vooral ook op het terrein van immigratie en integratie. Dat er uit de samenleving nu protest komt tegen hun optreden is begrijpelijk en terecht. Het ongenoegen van de oudere CDA generatie is ten onrechte. Wat meer bescheidenheid zou haar beter passen.

[1] Cijfers van 2010
[2] Wat moet een coalitie doen als blijkt dat een onderdeel van het regeerakkoord niet uitvoerbaar is of door de omstandigheden achterhaald? Opnieuw gaan onderhandelen, niet alleen over dit ene punt maar over het hele akkoord. Als ze met elkaar door willen, komen ze er wel uit en als niet, dan niet. Doorgaan terwijl het niet kan of wanneer dat schade berokkent aan het land is in ieder geval het slechtst denkbare alternatief.
[3] De bewondering die algemeen voor Kok werd gevoeld in het begin van de paarse periode was niet erg goed gefundeerd. Bij politieke problemen waar emoties een rol speelden en waar ratio alleen niet voldoende was, presteerde hij slecht. Het Srbrenica drama komt voor een deel op zijn conto. Bij de Bijlmer enquête gleed hij een paar keer hard uit en zijn reactie op het fenomeen Fortuyn was ver beneden de maat.
[4] Den Uyl had zich voorgenomen met maatregelen op allerlei gebied en binnen de smalle marges van de democratie uiteindelijk te bereiken dat er tussen de hoogste en laagste inkomens in Nederland geen groter verschil meer zou overblijven dan ongeveer een factor tien. Toen hij liet onderzoeken hoe het met de verdeling van inkomen in Nederland daadwerkelijk gesteld was bleek tot zijn grote verrassing dat het verschil in netto inkomen na belastingen tussen de categorie hoogst en laagst verdienenden als berekend door het CBS niet meer dan een factor vijf bedroeg. Nederland had al voor het aantreden van het kabinet Den Uyl een van de vlakste Lorenzcurven ter wereld. Sinds het optreden van Den Uyl is die curve een stuk boller geworden.
[5] De laatste lichting van de geboortegolf van na de oorlog had de scholen verlaten en de daling van het geboortecijfer maakte haar gevolgen kenbaar.  
Verscheen vrijdag al op het weblog van Toon Kasdorp zelf

Toon Kasdorp,  29-08-2011          

Reacties
# 1
Merlot:

Ja...
Nederland is in de praktijk al een jaar of 35 eigenlijk geen democratie meer.
Maar meer een fluwelen topambtenarendictatuur met cosmetisch kiesrecht.
Welke regering er zit maakt wel wát, maar op zich niet zo heel veel uit.

En als je dan weet dat iets meer dan de helft van de topambtenaren van de PvdA is.
En dan heb ik het nog niet eens over die van GroenLinks en D66.
Dan weet je ook in wat vóór topambtenarendictatuur we leven.

Nederland een democratie?
Het was al nooit een echt zuivere democratie, en dat is het tegenwoordig al helemaal niet meer.

De gewone Nederlandse kiezer mag zowat niets kiezen.
Geen staatshoofd, geen burgemeester, geen rechters, geen politiecommissarissen, geen openbaar aanklagers, geen senatoren.
Je mag niet kiezen wie er op de kieslijst komt, je mag niet kiezen wat voor coalitie er komt en je mag niet kiezen welke kant het beleid van een coalitie op zal gaan.

Het maatschappelijk middenveld kent 23.000 bestuurposten, waar vrijwel allemaal een partijbons op het pluche wordt gehesen die geselecteerd wordt uit de 36.000 kaderleden van politiek partijen.
Deze "politieke benoemingen" worden in de wandelgangen en achterkamertjes geregeld.
Dat wil zeggen, dat de gevestigde partijen PvdA, CDA, VVD, GroenLinks en D66 ze "eerlijk" onder elkaar verdelen.
Deze posten vertegenwoordigen heel veel macht, waar de kiezers niets over te zeggen hebben: de kiezers kan ze dus ook niet wegstemmen.

Nederland kent alleen een doekje-voor-het-bloedenreferendum, dat niet bindend is.
Het werd nog slechts één keer toegepast, en als je je herinnert hoe dat voor onze topambtenarenjunta uitpakte, zal het ook wel de laatste keer zijn geweest.

Ik verwacht, nu de onvrede over zaken als immigratie, (lands)bestuur, justitie en de EU steeds hoger oploopt, binnen 15 jaar de eerste keer "uitgestelde" verkiezingen.
Uiteraard "in verband met de stabiliteit van het land".

Marxisme/socialisme was immers altijd al sterk in héél mooie woorden verzinnen voor héél lelijke dingen.

29-aug 2011 ,  01:48
Reageren is niet mogelijk op dit bericht.